Vol 64 Nr 5 (1987)

Gepubliceerd: 1987-01-01

Artikel

  • De computer en het onderwijsleerproces

    G. Beukhof

    De opgenomen bijdragen zijn afkomstig van de conferentie 'Computers en onderzoekvan onderwijsleerprocessen' die georganiseerdwerd door de Onderzoeksthemagroep (OTG)Onderwijsleerprocessen aan de V.U. te Amsterdam in december 1986. Uit het meer specialistische karakter van deze bijdragen invergelijking met enkele jaren terug kan afgeleid worden dat er een zekere ontwikkeling inonze kennis over mogelijkheden en effectenvan het gebruik van de computer in het onderwijs heeft plaatsgevonden. Juist bij het lezenvan deze specialistische artikelen moge echterblijken hoezeer wij nog aan het begin van eenontwikkeling staan.

  • De computer en het onderwijsleerproces; een inleiding

    L. LEEUW , G. BEUKHOF

    De computer in onderzoek van onderwijsleerprocessen mag zich verheugen in een groeiende belangstelling. In dit inleidende artikel op het themanummer wordt aandacht besteed aan de/"ol van de computer als instructiemedium enonderzoeksinstrument. Een uitwerking vindtplaats naar tutoriële systemen, de computer alsonderzoeksinstrument en de 'intelligentie' vande tutoriële systemen. Het geheel wordt geïllustreerd met onderzoek, dat loopt in de Onder^oeksthemagroep (OTG) Onderwijsleerprocessen.

  • De ontwikkeling van een 'intelligent' computergestuurd onderwijssysteem

    D.J. BIERMAN, P.A. KAMSTEEG

    Het onderzoeksproject 'Een computercoachvoor de thermodynamica' had tot doel het ont^vikkelen van een geautomatiseerd onderwijssysteem, gebaseerd op een bestaand computermodel van probleemoplossen in de thermodynamica. Het resulterende prototype bestaat uit viercomponenten: een domeinkennis module, eendiagnostische module, een onderwijskennis module en een module voor (gedeeltelijk grafische) interactie met de leerling

  • Simulatie van probleemgestuurde dialogen

    Y.F. BARNARD, G. ERKENS, G. KANSELAAR, J.L. LINDEN

    Het hier beschreven onderzoek heeft tot doelinzicht te verwerven in de relatie tussen informatie uitwisselen en informatie verwerken bijcoöperatief probleemoplossen. Taakdialogentussen 1012 jarige leerlingen, die gezamenlijkeen probleem oplossen, worden geanalyseerd engesimuleerd met behulp van een artificieel intelligent computerprogramma. Dit simulatieprogramma is gebaseerd op een theoretisch modelvan de relatie tussen probleemoplossen en dialoogvoeren. Het programma bouwt frames opwaarin de stand van zaken van het probleemoplossen en dialoogvoeren, met inbegrip vanideeën omtrent de stand van zaken bij de partner, worden bijgehouden. Simulatiemodellenvan de individuele leerlingen worden geconstrueerd door middel van protocolanalyse vande dialogen. Deze analyses £n simulaties kunnen het inzicht verschaffen dat nodig is voor dehouw van een intelligent computerondersteundonderwijsprogramma dat met de leerling kan'meedenken' en samenwerken bij het probleemoplossen.

  • Het bieden van hulp tijdens computerbestuurd probleemoplossen; problemen en mogelijke oplossingen

    L. LEEUW , J. BEISHUIZEN , H. DAALEN , J. MEYER, J.CHR. PERRENET

    Een belangrijke functie van onderwijsprogramma's kan zijn om leerlingen die tijdens betoplossen van problemen vastlopen hulp te bieden teneinde de impasse te doorbreken. Eenaantal vragen met betrekking tot het bieden vanhulp en de principes en strategieën die de oplossing van gesignaleerde problemen naderbij kunnen brengen wordt besproken. De problemen enmogelijke oplossingen worden toegelicht aan dehand van de gang van zaken in twee door SVOgesubsidieerde projecten waarbinnen het biedenvan hulp aan de orde is. Geconcludeerd wordtdat nog niet voor alle problemen een bevredigende oplossing is gevonden.

  • Een Computergestuurd Orthodidactisch Programma voor Aanvankelijk Lezen (COPAL)

    V.H.P. DAAL , A. LEU , N.C.M. BAKKER, P. REITSMA

    Het project 'Een Computergestuurd Orthodidactisch Programma voor Aanvankelijk Lezen'(COPAL) beoogt primair inzicht te verschaffen in de effectiviteit van aanbiedings en antwoordcondities op de ontwikkeling van detechnische leesvaardigheid van kinderen meternstige leesproblemen. De theoretische basisvan het onderzoek wordt gevormd door eentaakanalystisch model van informatieverwerking en een remediëringsmodel m.b.t. inprenting. Vanwege de mogelijkheden die de microcomputer biedt om presentatie en registratie gecontroleerd te doen verlopen, is dit apparaat eenbelangrijk instrument bij de uitvoering van hetonderzoek. De practische bruikbaarheid vanapparatuur en programmatuur komt in een later stadium van het project aan bod.

  • Sociale wetenschappen en hun speelruimte.

    L. Wardekker

    Een adequater beschrijvings en verklaringsmodelte leveren voor de ontwikkeling van de socialewetenschappen in relatie tot hun maatschappelijkecontext: dat is de opdracht die Harbers zich in zijndissertatie gesteld heeft, en die zijn boek voor allesociale wetenschappers interessant maakt.

  • Taalvaardigheid en algemeen cognitief functioneren van kleuters uit verschillende sociaal-economische milieus

    J.H.A. GROENENDAAL, J.M.H. HORST , C.M.A PALMEN

    Teneinde inzicht te krijgen in eventuele verschillen in cognitieffunctioneren van jonge kinderen(46 jaar) uit verschillende sociaaleconomische milieus (SES) is een onderzoek opgezet optwee scholen in uiteenlopende wijken, namelijkeen zgn. stimuleringsschool in een achterstandsituatie en een school in een meer gegoedenieuwbouwwijk. Aan 4, 5 en 6jarige kleuterswerd een aantal cognitieve testjes afgenomendie speciaal waren uitgezocht op de dimensiesverhaaljnonverhaal en relatief eenvoudig/complex wat betreft vereiste denkprocessen. Vit deresultaten blijkt dat reeds aan het begin van deschoolcarrière kinderen uit de diverse SESgroepen verschillend presteren. Naarmate detaken een groter beroep doen op informatieverwerking en abstractievermogen enerzijds enVerbalisatie anderzijds, worden de verschillen inprestaties groter. De veronderstelling is dat bijsommige kinderen, samenhangend met milieu,de interactieschema 's van schoot niet altijd goed:ijn voorbereid in de voorschool.se periode.

  • De identiteit van het (bijzonder) onderwijs als modern normatief pedagogisch probleem

    J.D. TOLSMA

    Na over de aanleiding van dit artikel te hebbengesproken (par. I), komen we via enkele kanttekeningen bij de geschiedenis van de verzuilingvan het onderwijs (par. 2) tot het probleem vande huidige verhouding tussen bijzonder en openbaar onderwijs (par. 3). Deze relatie door onsvooral doordacht ten aanzien van de basisschool is problematisch als we beseffen dat het onderwijs een nationale voorziening is en tegelijkertijd aannemen dat, normatief pedagogischgesproken, niet alles wat onderwijs héét ookonderwijs is.

  • Factoren die het vragen om assistentie belemmeren

    H. MEIJ

    In een interviewstudie werd onderzocht welke factoren remmend werken op het vragen om assistentie tijdens het rekenen. Leerlingen vangroep 5 en groep 7 van de basisschool werdenondervraagd over twee typen helpers leerkracht en medeleerling , en twee lessituaties klassikale instructie en zelfstandig werken .

  • Verslag van het 6e nationaalcongres 'Hoger Onderwijs en Programmadifferentiatie',gehouden aan de KatholiekeUniversiteit Brabant te Tilburg

    P. Weusllwf

    Op 6 mei 1987 organiseerde de Contactgroep Research Wetenschappelijk Onderwijs(CRWO) en de Vereniging SamenwerkendeNederlandse Universiteiten (VSNU) het 6cnationaal congres hoger onderwijs, dat als titel meekreeg 'Programmadifferentiatie in hethoger onderwijs: vertrekpunt voor een marktoriëntatie?' Reden om tijdens het congres aandit thema aandacht te besteden is het feit datinstellingen met name de laatste jaren bezigzijn met het organiseren van nieuwe studierichtingen, nieuwe varianten en een cursusaanbod met keuzevrijheid voor de studenten.

  • Effectief evalueren; een empirische studie naar de doelmatigheid van aanwijzingen voor de evaluatiepraktijk.

    J. Slavenburg

    Op basis van het 'EconomieMavoproject' wordenaanbevelingen gedaan ter verbetering van de wetenschappelijke kwaliteit van het (summatieve) evaluatieonderzoek. Van den Berg gaat bij zijn beschrijving uit van een belangrijke aanname: dat van allenietexperimentele designs het comparatieve posttest design het meest sterke is dat in de praktijk vande curriculumevaluatie haalbaar is. (Immers, cvaluatoren worden pas bij de curriculumontwikkelingbetrokken als de invoering van het curriculum heeftplaatsgevonden, zo stelt Van den Berg.) Vervolgenszegt hij dat het weddenschaps/wedstrijdmodel vanHofstee op een dergelijke situatie goed aansluit. Decurriculumontwikkelaars en hun tegenstanderswordt daarin gevraagd de mogelijke uitkomst vande evaluatie te voorspellen en aan te geven bij welkefeitelijke uitkomst, wie van de beide partijen gelijkkrijgt. Dit model wordt vervolgens toegepast (in eenvoor en een hoofdonderzoek) op diverse curriculavoor economie die voor het Mavo ontwikkeld zijn.De uitkomsten van vier economiecurricula op enkele meetinstrumenten (speciaal ontwikkelde toetsen en examentoetsen) moeten voorspeld wordendoor de vier uitgevers (die dit overlieten aan de curriculumontwikkelingsgroepen) van de curricula endat niet alleen ten aanzien van het eigen curriculum,maar ook ten aanzien van dat van de concurrenten.Het kostte veel inspanning en tijd van de groepenten aanzien van het eigen curriculum de gewenstevoorspellingen te laten doen, ten aanzien van concurrerende curricula is dat niet geprobeerd omdatuit het vooronderzoek al bleek dat men daaraan nietwilde meewerken. Van den Berg heeft daarom maareen gewone covariantieanalyse toegepast op de gemiddelde verschillen op de diverse toetsen en vervolgens vastgesteld dat deze verschillen, het effect vanbepaalde covariaten in aanmerking genomen, significant zijn.