Vol 63 Nr 2 (1986)

Gepubliceerd: 1986-01-01

Artikel

  • De ontwikkeling en samenhang van technisch lezen, begrijpend lezen en spellen

    C.A.J. AARNOUTSE, M.J.C. MOMMERS, B.W.G.M. SMITS, J.F.J. LEEUWE

    Wat betreft de ontwikkeling van de lees en spellingvaardigheid bleek o.a. dat de groepen technische lezers, begrijpende lezers^n spellers uit het begin van leerjaar 2 gemiddeld significant van elkaar blijven verschilden, hoewel van een parallel verloop geensprake is. Wat betreft de samenhang tussentechnisch lezen en begrijpend lezen bleek datde juistheid van de hypothese als zou technisch lezen een noodzakelijke en voldoendevoorwaarde zijn voor begrijpend lezen int'^ijfel getrokken moet worden. Ongeveervan de leerlingen die 'laag' scoren opeen toets voor technisch lezen behalen een^oge' score op een toets voor begrijpend lezen. De hypothese als zou technisch lezen een'noodzakelijke en voldoende voorwaarde zijnvoor spellen moet eveneens betwijfeld worden. Uit het onderzoek kan worden afgeleiddat naast technisch lezen nog andere factofen van belang zijn voor begrijpend lezen enspellen.

  • Indoctrinatie in opvoeding en onderwijs

    B. SPIECKER

    In dit opstel wordt gepoogd de betekenis vande term 'indoctrinatie' nader te verhelderen. Het in kaart brengen van de condities waaronder deze term gebruikt wordt maakt hetmogelijk 'indoctrinatie' te onderscheidenvan 'socialisatie', 'opvoeding' en 'onderricht'. Achtereenvolgens worden de conditiesinhoud (doctrines), methode, intentie en doelbesproken. Bijzondere aandacht wordt hierbij geschonken aan wat men onder 'doctrinefsj' verstaat; één van de definiërende kenmerken van dit begrip is, dat haar aanhangers de leerstellige overtuigingen afschermenzowel voor kritiek als voor de vraag naar deempirische, normatieve of conceptuele geldigheid van deze uitspraken. Gegeven dit inzicht wordt de stelling verdedigd dat een vande centrale noodzakelijke voorwaarden van'indoctrinatie' omschreven kan worden alshet actief onderdrukken van resp. het ontmoedigen van de uitoefening van de intellectuele deugden en rationele emoties. Medevanuit deze noodzakelijke conditie kan begrepen worden waarom vroegkinderlijke initiatie en socialisatie maar ook morele enreligieuze opvoeding niet zonder meer indoctrinatie genoemd kunnen worden.

  • Weg met de opvoeding?

    J.W. STEUTEL

    Weg met de opvoeding is de titel van een boek dat in het najaar van 1984 verscheen. De auteur van dit werk is de pedagoog Görtzen (met 'pedagoog' bedoel ik in dit verbandalleen een persoon die pedagogiek heeftgestudeerd). In verschillende, eerder verschenen verhandelingen, heeft hij zijn aanval opde opvoeding (en in mindere mate ook op depedagogiek) reeds ingezet (vgl. 1982, 1982a,1983); in Weg met de opvoeding werkt hijzijn bezwaren tegen het opvoeden verder uit(hst. 1), voornamelijk in aansluiting bij deopvattingen van de Poolse pedagoog JanuszKorczak (hst. II en III), de Zwitserse analytica Alice Miller (hst. IV en V) en het Duitseenfant terrible Ekkehard von Braunmühl(hst. VI en VII).

  • Opvoeding: kruispunt van kind vijandige wegen

    R. Görtzen

    ironie momenteel een opstel over de immoraliteit van de morele opvoeding voorbereid. Steutel heeft 'geen goede verklaring' voor de grote belangstelling voor het antipedagogisch gedachtengoed. Voordat wordtingegaan op het 'fundamenteel en samengestelde bezwaar' van mijn opponent, wil ikin het kort iets zeggen over de diepere oorzaken van deze belangstelling.

  • First European Conference for Research on Learningand Instruction, gehouden teLeuven van 10 tot 13 juni 1985

    L. Verschaffel, P. Span

  • Een reactie op J.H.L. Oud:'Analfabetisme in Nederland?'

    H. Bergh den van

    In een bijdrage in het februarinummer van Pedagogische Studiën gaat Oud (1986) in op de Voorstudie Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau. Deze Voorstudie is van 1983tot 1985 onder leiding van dr. H. Wesdorpverricht door de Stichting Centrum voor Onderwijsonderzoek van de Universiteit vanAmsterdam (S.C.O.). Oud zet terecht enkelekritische kanttekeningen bij bepaalde aspecten van de Voorstudie. Zijn commentaarheeft betrekking op veel verschillende aspecten van van Voorstudie. In het volgende zullen wij enkele zaken die Oud aanvoert verduidelijken.

  • Effecten van een Nederlandse poging tot verspreiding van onderwijsvernieuwingen

    K.M. STOKKING, F.J. LEENDERS

    In dit artikel wordt eerst de opzet van hetonderzoek beschreven. Vervolgens wordtkort samengevat om welke vernieuwingenhet ging. Daarna wordt ingegaan op de wijzedaarop de LPC hun disseminatielaak hebben opgepakt. IVe beschrijven de beleidsma'ige keuzen en de organisatie van de feitelijkeverspreiding. Deze geschiedde vooral viaZgn. overdrachtsbijeenkomsten voor medewerkers van OBD's, OK's en PA's. Na eenbeknopt overzicht van de deelname aan enWaardering voor deze bijeenkomsten en eenparagraaf over de mogelijkheden om het ver^Preidingsproject theoretisch te beschrijven,''apporteren we over de wijze waarop de effecten zijn gemeten. Dit gebeurde zowel on^sr begeleiders en docenten als op schoolniveau, via een quasiexperimenteel design.Per niveau beschrijven we de uitkomsten vaneffectenmeting. We sluiten af met eenkorte discussie en enkele conclusies.

  • Leren lezen op een Vrije School

    A.G. BUS, T.H. KRUIZENGA

    Hoewel er momenteel meerdere leesmethoden zijn waarmee de meeste kinderen in ongeveer een half jaar leren lezen, geeft men op^rije Scholen gevolg aan Steiners oproep omde inhoud van de leesstof zoveel mogelijkzelf te bepalen. Hoe meer het docentenkorps•1 dit opzicht zijn vrijheid zal willen handha^^n, des te meer zal het van zichzelf in hetonderwijs kunnen leggen (Steiner, 1919/1983). Wel geeft Steiner een aantal didactische principes waaraan men binnen de VrijeSchooi beweging die met name de laatste ja■"^n sterk is gegroeid, heeft vastgehouden.

  • De Vrije School ter discussie

    J.D. Imelman

    We starten met een betrekkelijk lastige uiteenzetting waarin gewezen wordt op hetstraffe verband tussen normatieve richtlijnenen kennistheorie, en op de mogelijkhedenvan het antroposofisch redeneren om argumenten van nietantroposofisch gehalte teimmuniseren. In de tweede paragraaf plaatsen we kanttekeningen bij het boekje vanDen Duik c.s. De derde gaat in op een minder aardig trekje van sommige antroposofen:ze verzwijgen wel eens interessante dingen.'^Is vanzelf komen we dan in paragraaf 4 tespreken over het belang van conceptueelanalytisch onderzoek en empirisch onderhoek bij het aan de kaak stellen van discuta•^ele, in dit geval Vrije Schoolpraktijken.

  • Naar aanleiding van de studie 'Leren lezen op een Vrije School'

    H. Steutel

    Wat betreft de reactie van Imelman op hetboekje Antroposofie ter discussie moet onscommentaar zeer summier blijven. Imelmanslaagt erin met weinig woorden veel overhoop te halen. Willen wij recht doen aan dezes door hem besproken auteurs, dan zou elkvan hen volop de ruimte moeten krijgen omte antwoorden. Het centrale onderwerp zouhierdoor overschaduwd raken.

  • Hoe open staat de Vrije School voor wetenschappelijke kritiek?

    A.C. Bus

    De door Steutel en Ploeger als kwaltitatiefaangemerkte aspecten van lezen moesten inons onderzoeksverslag helaas buiten beschouwing blijven. Hoewel het aanvankelijkin de bedoeling lag om ook aan deze aspectenaandacht te besteden, bleek achteraf een inperking van aandachtspunten vanwege hetprestatieniveau van de leerlingen noodzakelijk te zijn. Bij een aanzienlijk deel van dekinderen waren aspecten zoals intonatie, cesuren en leesbegrip namelijk eenvoudigwegniet meetbaar. Zoals in ons artikel naar voren komt hadden veel kinderen moeite methet ontcijferen van eenvoudige woorden metals logisch uitvloeisel een lage score op dezinnentest. Gezien deze problemen spreekthet bijna voor zich dat de kinderen ook nogniet in staat waren om zinnen of teksten optoon en met correcte cesuren te lezen. Eenpoging om de variabele leesbegrip te metenmislukte ook hetgeen eveneens een logischuitvloeisel is van de problemen bij het ontcijferen van woorden. Zolang die vaardigheidnog moeite kost kan de beginnende lezermaar weinig aandacht besteden aan het begrijpen dat noodzakelijkerwijs gelijktijdigplaatsheeft. Het hierboven genoemde puntvan kritiek is dus incorrect. Door geen aandacht te besteden aan de kwalitatieve aspecten van lezen hebben we een rooskleurigerbeeld van de Vrije School geschetst dan wanneer we de uitkomsten van het onderzoek opdit punt wel hadden gerapporteerd.

  • 'Basisvorming' en geïntegreerd voortgezet onderwijs: een echtverbintenis?

    K.D. Thio

    Najaar 1985 verscheen van de hand van J.F.Vos, P. de Koning en S. Blom: 'Onderwijsop de tweesprong Over de inrichting vanbasisvorming in de eerste fase van het voortgezet onderwijs' (Staatsuitgeverij, 's Gravenhage, 1985). De publikatie heeft direct naverschijning al de pers gehaald, met namedoor de conclusie van Vos dat Nederland eenachterstand heeft opgelopen bij de realisering van een algemene basisvorming voor alle leerlingen in de leerplichtige periode.

  • Hermeneutische diagnostiek en oplossing. De mens als tekst.

    C.E.M. Struyker-Boudier

    Habermas' visie buiten de dialoog blijft, hetgeen strijdt met diens eigen intenties. Van Hessen ontwerpt een sociologie van de jeugdige levensloopmet bijzondere aandacht voor het thema van socialisatie als samenhang van levensloop en leefwereld. Van Strien belicht interpretatieprocessen inde psychologische en agogische praktijk. Hermeneutische arbeid moet z.i. niet worden gezien alsalternatief voor het toepassen van algemene wetten of statistische regels op concrete gevallen,maar kan wel helpen om dieper door te dringen inindividuele problematiek. Van Strien werkt dat uitvoor de psychologische en (ped)agogische diagnostische praktijk in het algemeen, terwijl Rispens datdoet voor de diagnostiek van kinderen met leermoeilijkheden in het bijzonder. Hij beschrijft deontwikkelingen binnen het wetenschappelijk denken op dit terrein interpreterend en breekt een lansvoor het begrip van kinderen met voornoemdeproblemen. Zijn bijdrage heeft een sterkoverzichts en tegelijk programkarakter, met alsvoordeel dat ze voor nietingewijden als een inleiding in de orthopedagogiek kan gelden. In zijn bijdrage over hermeneutiek en pedagogische normenbegrijpt A. de Vries begrijpen als een deelnemenaan ontwikkelingen in het leven van de ander, ineen geest van oneindige tolerantie welke geen oordeel of positiename toe zou laten. Dit lijkt therapeutisch een ideaal, maar ook hermeneutisch waarwaarden en normen in hun regulerende functieworden begrepen. Het onderscheid dat hij aanbrengt tussen tijdgebondenheid van normen en heteeuwigheidskarakter van waarden zal niet iederelezer zonder meer volgen, dunkt me. Hekkensluiter is Langeveld met een verhelderende bijdrageover de babylonische spraakverwarring om hetkind. Verwaarlozing van het begrijpen leidt z.i. totvereenzaming, verwarring en vervreemding, metname als pedagogische denkers (en doeners) zichslechts tot de fysieke en natuurwetenschappelijkecondities van het (vroeg)menselijk bestaan beperken.