Vol 100 Nr 4 (2023)

Gepubliceerd: 2023-12-21

Empirische Studie

  • Waarom Leraren (Weinig) Academisch Optimistisch zijn. Attributies en de Impact van Leerlingenpopulatie en Schoolcultuur

    R. Lelieur, R. Vanrusselt, J. Vanhoof , N. Clycq
    365-395

    Academisch optimistische (AO) leraren geloven dat zij een verschil kunnen maken, leggen de lat hoog en bouwen vertrouwensrelaties op met leerlingen en ouders. Daardoor is dit lerarenkenmerk sterk van invloed op leerlingprestaties, ook na controle voor SES en migratieachtergrond. Deze studie brengt in kaart waaraan leraren een hoge of lage mate van AO attribueren, en of de waaier aan attrubuties verschilt naargelang de samenstelling van de leerlingenpopulatie en de mate van het AO in hun school. Data werden verzameld via semigestructureerde interviews met 16 leraren uit acht middelbare scholen die verschilden naar leerlingenpopulatie en mate van school AO. Uit analyses blijkt dat leraren een hoge mate van het eigen AO veelzijdig attribueren. Oorzaken die leraren benoemen zijn extern en intern, controleerbaar en oncontroleerbaar, stabiel en instabiel. Een lage mate van AO wordt daarentegen vooral toegeschreven aan externe en oncontroleerbare oorzaken. De samenstelling van de leerlingenpopulatie blijkt amper impact te hebben op deze attributies. De mate van AO op schoolniveau wel. Deze studie toont aan dat leraren in academisch optimistische scholen op een andere manier spreken over hun leerlingen, school en job, en dat via attributies die leraren maken, er gewerkt kan worden aan het creëren en bevorderen van AO.

  • De relatie tussen een uitgesproken schoolvisie en schoolcultuur als professionele leergemeenschap

    E. Moraal, C.J.M. Suhre, K. van Veen
    396-420

    Uit onderzoek is bekend dat goed onderwijs gedijt bij de ontwikkeling van scholen als professionele leergemeenschappen. Omdat in een verkennende kwalitatieve studie aanwijzingen werden gevonden dat een uitgesproken schoolvisie gepaard gaat met een schoolcultuur als professionele leergemeenschap, zijn we in deze uitgebreide kwantitatieve studie nagegaan of er verband bestaat tussen diverse schoolvisies en de aanwezigheid van een schoolcultuur als een professionele leergemeenschap. Voor deze studie gebruikten we data van 413 docenten van 24 Nederlandse scholen: reguliere scholen, traditionele vernieuwingsscholen, gereformeerde scholen en vrijescholen. Met multilevel-analyses is onderzocht in hoeverre verschillen tussen scholen in visie bepalend zijn voor de mate waarin docenten hun school als professionele leergemeenschap percipiëren. We vonden een significante relatie tussen een uitgesproken schoolvisie en de perceptie van schoolcultuur als professionele leergemeenschap. De inzichten van deze studie onderstrepen de relevantie van een uitgesproken visie voor de manier waarop docenten samen werken aan de verbetering van het onderwijs op Nederlandse scholen. Implicaties voor het onderwijs worden besproken.

  • Tonen de Vlaamse peilingsonderzoeken en internationale studies dezelfde trends in leerlingprestaties?

    J. Dockx, L. Pelgrims, K. Aesaert, R. Janssen
    421-447

    Het Vlaamse onderwijs wordt geconfronteerd met dalende leerlingprestaties in verschillende internationaal vergelijkende studies. Deze studies hanteren daarbij een toetskader dat is gericht op het meten van vaardigheden over verschillende landen en culturen. Hierdoor is het onbekend of een trend voor een bepaalde vaardigheid in een internationale studie gelijk is aan de trend van de vaardigheid zoals deze begrepen wordt in de Vlaamse context. Vlaanderen organiseerde echter tussen 2002 en 2022 jaarlijks peilingsonderzoeken die wel gebaseerd waren op de Vlaamse eindtermen. In deze studie onderzochten we de trends voor lezen en wiskunde volgens de Vlaamse peilingsonderzoeken en vergeleken deze met trends in internationale studies. Daarnaast gingen we de robuustheid na van de trends in internationaal vergelijkende studies door nieuwe itemparameters enkel op basis van Vlaamse gegevens te schatten. De resultaten toonden dat de trends voor de peilingsonderzoeken en internationale onderzoeken gelijkaardig zijn voor overeenkomstige vaardigheden. Wanneer de itemparameters van de internationale studies enkel op basis van de Vlaamse gegevens werden geherkalibreerd, werden de trends meer gelijkaardig in grootte.

Methodische notitie

  • Leerlingperceptie van agency in het VO: een exploratief onderzoek naar het ontwerp en de kwaliteit van de Student Agency Scale (SAS)

    A.J.M. Schoots-Snijder, E.H. Tigelaar, W.F. Admiraal
    448-485

    Een belangrijke opdracht van het middelbaar onderwijs is om leerlingen voor te bereiden op hun vervolgstudie door hun te leren hun eigen leerproces vorm te geven en hen voor te bereiden op hun rol in de maatschappij. Aangenomen wordt dat leerlingen die agency ontwikkelen, hiertoe beter in staat zijn. Bandura onderscheidt vier kenmerken van agency, namelijk intenties expliciteren, vooruitdenken, zelfregulerend handelen en reflecteren. Deze zijn gefundeerd op drie pijlers, namelijk vertrouwen in eigen kunnen, bewustzijn en waarden. Er is nog geen meetinstrument dat zowel de pijlers als kenmerken van agency van leerlingen meet. In dit onderzoek staan de ontwikkeling, betrouwbaarheid en begripsvaliditeit centraal van een vragenlijst waarmee de perceptie van leerlingen van hun agency in kaart kan worden gebracht. De vragenlijst is ontwikkeld met behulp van een facetontwerp en is getest op een school voor havo en vwo in de Randstad (N=637). De vragenlijst toont voldoende begripsvaliditeit en betrouwbaarheid. Vervolgonderzoek in verschillende contexten is nodig om de generaliseerbaarheid en andere vormen van validiteit te onderzoeken. Vervolgens kan onderzoek gedaan worden naar de relatie tussen agency en leerprestaties en de invloed van de leeromgeving op de ontwikkeling van agency.

Discussiebijdrage

  • Schooleigen curriculumontwikkeling als focus van onderzoek

    N. Nieveen, J. van den Akker
    486-500

    Decennialang is onderzoek naar relevante vraagstukken rondom schooleigen curriculumontwikkeling verwaarloosd. Dit is opmerkelijk voor een land als Nederland, met haar decentrale onderwijsbeleid, dat scholen een grote eigen curriculaire ruimte en verantwoordelijkheid geeft. Na een beknopte schets van de beleidscontext en de historie van het Nederlandse curriculumonderzoek, bepleiten we meer onderzoekaandacht voor de uitdagingen en vraagstukken die gerelateerd zijn aan drie perspectieven op schooleigen curriculumontwikkeling. We houden een pleidooi voor verschillende vormen van curriculumonderzoek: systematisch onderzoek naar (groeiende) praktijken van schooleigen curriculumontwikkeling, internationaal vergelijkend onderzoek en historisch onderzoek wat betreft curriculumbeleid en -praktijk en wat er wel en juist niet lijkt en leek te werken. Curriculumontwikkeling binnen de school kan ook verder versterkt worden door de inzet van monitoring en analyse, ontwerponderzoek en summatieve evaluatie. Nadrukkelijke aandacht voor curriculumonderzoek gericht op het mesoniveau vergroot onmiskenbaar de kans op een transparante onderbouwing van keuzes in curriculaire besluitvorming binnen scholen, het professioneel handelen van docenten, schoolleiding en de actoren in de educatieve infrastructuur en draagt bij aan de noodzakelijke vergroting van de kennisbasis en ontwikkeling van een gemeenschappelijke curriculumtaal op het punt van schooleigen curriculumontwikkeling. Met deze bijdrage hopen we een aanzet tot agendering te geven.