Vol 92 Nr 1 (2015)

Gepubliceerd: 2015-01-01

Artikel

  • Strategiegebruik op de getallenlijntaak geanalyseerd met behulp van eye-tracking

    W. Schot , S. Viersen van , J. Noordende van , E. Slot , E. Kroesbergen

    De getallenlijntaak is een taak die gebruikt wordt om het vermogen te meten om getalsymbolen te koppelen aan non-symbolische waarden of hoeveelheden. Naast prestatiematen (bijv., gemiddelde percentage absolute afwijking of R2) heeft een aantal onderzoekers de laatste jaren ook gekeken naar de oogbewegingen die kinderen maken terwijl ze bepalen waar een getal op de lijn geplaatst moet worden om zo hun strategiegebruik in kaart te brengen. In dit onderzoek is het strategiegebruik van kinderen met en zonder dyscalculie tijdens het uitvoeren van een getallenlijntaak gedetailleerd in kaart gebracht met behulp van eye-tracking. De fixaties die kinderen maakten zijn op itemniveau gerelateerd aan de juiste en aan de gegeven respons. Hierdoor werd duidelijk dat er individuele verschillen zijn in de strategieën die kinderen hanteren. De kinderen met dyscalculie scoorden zoals verwacht lager op de prestatiematen dan de kinderen in de controlegroep. Daarnaast bleek het kijkgedrag van het kind met de ernstigste rekenproblemen ook het meest afwijkend te zijn van de controlegroep. Deze studie laat zien dat het gedetailleerd in kaart brengen van fixaties tijdens de getallenlijntaak kan bijdragen aan het bepalen van de strategieën die kinderen hanteren om getallen op de lijn te plaatsen.

  • Strategiegebruik bij rekenen afleiden uit het schriftelijk werk van basisschoolleerlingen.

    M. Fagging Auer , M. Hickendorff, C. Putten van

    Verbale rapportages van strategiegebruik bij rekenen zijn niet altijd accuraat en kunnen het spontane strategiegebruik van leerlingen beïnvloeden. Ook beperken de tijd en moeite die het kost om verbale rapportages te verkrijgen de steekproefgroottes die haalbaar zijn. Deze nadelen spelen minder bij een niet-verbale methode van strategie-identificatie die geen inzet van geavanceerde extra middelen vereist: strategiegebruik is namelijk vaak af te leiden uit de berekeningen en tussenantwoorden die leerlingen uit zichzelf noteren. Zo kan er in het domein van bewerkingen onderscheid gemaakt worden tussen gebruik van cijferalgoritmes en kolomsgewijze algoritmes, verschillende meer informele strategieën en uit het hoofd rekenen. Resultaten van schriftelijke en verbale strategie-identificatie worden vergeleken bij de meest recente Nederlandse peiling van het rekenniveau aan het einde van de basisschool. Verder wordt de toepassing van schriftelijke strategie-identificatie geïllustreerd aan de hand van twee voorbeelden van wetenschappelijke onderzoeken. In de eerste toepassing wordt het strategiegebruik van leerlingen bij een nationale rekenpeiling gerelateerd aan de invulling van de rekenles door leerkrachten. In de tweede toepassing wordt het strategiegebruik van een grote groep leerlingen bij opgaven met en zonder context met elkaar vergeleken. Er wordt besloten met een bespreking van mogelijkheden en beperkingen van schriftelijke strategie-identificatie.

  • Identificatie van strategiegebruik bij rekenen via niet-verbale methoden: mogelijkheden, beperkingen en inhoudelijke bevindingen. Een inleiding.

    J. Torbeyns, M. Hickendorff, L. Verschaffel

  • Strategie-identificatie met de lege getallenlijn: een vergelijking tussen tablet en papier.

    J. Vermeulen , F. Scheltens, T. Eggen

    De huidige bijdrage besteedt aandacht aan (a) de geschiktheid van de getallenlijn als niet-verbale strategie-identificatiemethode voor strategieën voor het oplossen van optel- en aftrekopgaven en (b) de meerwaarde van het gebruik van tablets voor de identificatie van strategie-gebruik via de getallenlijn. Honderd-drie-en-twintig Nederlandse groep5 leerlingen kregen een reeks van optel- en aftrekopgaven tot 1000 aangeboden op papier en/of via de G3T4LL3NLIJN-app, met mogelijkheid tot het (vrijwillig) gebruik van de getallenlijn om deze opgaven te beantwoorden. Uit de resultaten blijkt dat groep5 leerlingen de getallenlijn nauwelijks gebruikten om optel- en aftrekopgaven tot 1000 te beantwoorden. Ook bleek dat de getallenlijn op de tablet minder vaak werd gebruikt dan op papier. Bovendien gebruikten de leerlingen op de tabletapplicatie kortere en onnauwkeurigere strategieën dan op papier. In de discussie bespreken we de implicaties van deze resultaten voor het gebruik van de getallenlijn als niet-verbale strategie-identificatiemethode en de mogelijke meerwaarde van het gebruik van tablets ter identificatie van rekenstrategieën.

  • Het flexibel gebruik van de indirecte optelstrategie bestudeerd via de analyse van reactietijden

    G. Peters, B. Smedt , J. Torbeyns, P. Ghesquière, L. Verschaffel

    Deze bijdrage gaat over het gebruik van reactietijdanalyses om patronen in strategiegebruik bij elementaire aftrekopgaven te identificeren, met speciale aandacht voor de indirecte optel-strategie. Eerder onderzoek toonde aan dat volwassenen deze indirecte optelstrategie vaak rapporteren, terwijl kinderen dit slechts zelden doen. Een exploratie van de reactietijdgegevens van eerdere studies doet echter vermoeden dat kinderen soms indirect optellen zonder deze hoofdrekenstrategie te rapporteren. In deze bijdrage bespreken we drie nauw gerelateerde studies waarin we het flexibel gebruik van de indirecte optelstrategie door kinderen zijn nagegaan via (1) het vergelijken van multilevelregressiemodellen waarin reactietijden verschillende patronen van strategiegebruik weergeven, en (2) het vergelijken van de oplossingssnelheid voor verschillende soorten aftrekopgaven gepresenteerd in verschillende formats (a − b=. vs. b+.=a). In de discussie besteden we uitgebreid aandacht aan de mogelijkheden en beperkin-gen van deze reactietijdanalyses voor onderzoek van rekenstrategieën.

  • Het onzichtbare zichtbaar maken: bespreking van vier bijdragen aan het onderzoek van cognitieve strategieën tijdens het rekenen

    E. Lieshout van

    Ter afsluiting van dit themanummer over de identificatie van strategiegebruik bij rekenen via niet-verbale methoden, worden de vier bijdragen aan dit themanummer mede aan de hand van enkele criteria besproken. Deze criteria hebben betrekking op de mogelijke meerwaarde van de niet-verbale methoden ten opzicht van verbale methoden. Het betreft de volgende criteria: (1) gaat het om een vernieuwende methode, (2) levert de methode nieuwe informatie op en (3) vergt de methode extra inspanning in training en kosten? De conclusie is dat die meerwaarde er in het algemeen is, maar dat triangulatie met andere methoden aanbevelenswaardig is.