Vol 73 Nr 6 (1996)

Gepubliceerd: 1996-01-01

Artikel

  • Weer Samen Naar School:uitkomsten van onderzoek en toekomstperspectief

    R. Hofman , C. Meijer

    Al langere tijd is in Nederland de groei van hetspeciaal onderwijs een bron van aanhoudendezorg. De overheid heeft door de jaren heen danook verschillende maatregelen genomen en experimenten gestimuleerd om de uitstroom uithet regulier onderwijs te verminderen. Sindshet schooljaar 1992/1993 zijn scholen voor regulier en speciaal basisonderwijs opgegaan insamenwerkingsverbanden in een poging degroei van het speciaal onderwijs een halt toe teroepen. Dit beleid staat bekend onder de naam'Weer Samen Naar School' (WSNS). In 1995zijn er zo'n kleine 300 samenwerkingsverbanden werkzaam van gemiddeld 30 scholen voorregulier onderwijs en twee scholen voor speciaal onderwijs. Die samenwerkingsverbandenherbergen in totaal bijna 1,5 miljoen leerlingen.Daarin wordt onder andere getracht de samenwerking tussen speciaal en regulier onderwijsinhoudelijk vorm te geven, een systeem vanleerlingzorg op schoohiiveau te creëren enadaptief onderwijs in de klas tot stand te brengen.

  • Weer Samen Naar School in cijfers

    J.W. Meijer

    Een overzicht van de recente stand van zaken van het Weer Samen Naar Schoolproces kan niet zonder een beschouwing over de kwantitatieve ontwikkelingen. Niet in de laatste plaatsomdat het stabilisatievraagstuk zo'n centralerol inneemt. Bij het bereiken van het zogenaamde 3 X Akkoord (Ministerie van OenW.,1991) hebben de besturen, vak en ouderorganisaties stabilisatie immers als hun 'inspanningsverplichting' gedefinieerd. In de volgende paragrafen wordt daarvan de balansopgemaakt. Hierbij wordt niet alleen ingegaanop de ontwikkelingen in de zogenaamdegroep1 scholen (leer en opvoedingsmoeilijkheden LOM moeilijk lerende kinderen MLK en de aan deze typen verbonden afdelingen voor in hun ontwikkelmg bedreigdekleuters IOBK), maar komen ook ontwikkelingen in het overige speciaal onderwijs (SO)en voortgezet speciaal onderwijs (VSO) aan deorde. Eerst wordt kort de stand van zaken in desamenwerkingsverbanden besproken (2).Daarna wordt ingegaan op het stabilisatievraagstuk (3). Vervolgens worden de beschikbare stroomgegevens geanalyseerd (4). De bijdrage wordt afgesloten met een korte beschouwing over een aantal andere aspecten die vanbelang zijn voor de WSNSdiscussie, zoals deregionale verschillen in de deelname aan hetspeciaal onderwijs en de deelname van allochtonen (5). Het hier gepresenteerde cijfermateriaal is grotendeels gebaseerd op de tussenrapportage van de Stuurgroep Evaluatie WSNSHalverwege (Meijer, 1995).

  • Onderwijsmethoden en adaptief onderwijs

    R. Hofman , E. Vonkeman

    In deze bijdrage wordt ingegaan op de uitlcomsten van een onderzoek naar de mate waarin onderwijsmethoden een geschiicte conditie vormen voor het realiseren van adaptief onderwijs.In de eerste fase van het onderzoek zijn bijna 50onderwijsmethoden voor de vakgebieden rekenen, spelling en lezen aan een analyse onderworpen. Verder is een gebruikersonderzoek uitgevoerd onder 91 leerkrachten. De uitkomstenvan het onderzoek laten zien dat methoden verschillen in de mate waarin zij een geschikte conditie vormen voor het bereiken van adaptief onderwijs. In de 'adaptieve' methoden zijnbasiscomponenten voor adaptief onderwijsgoed uitgewerkt, ze bevatten actuele leerinhouden waarmee de kerndoelen voor het basisonderwijs in voldoende mate worden gedekt enzijn goed bruikbaar in combinatieklassen. Dezemethoden zijn volgens de leerkrachten bovendien (significant) beter bruikbaar en minder belemmerend voor het realiseren van adaptief onderwijs in hun klas dan de als minst adaptiefbeoordeelde methoden.

  • Adaptief onderwijs en leerlingresultaten

    A.A. Houtveen , N. Booij, R. Jong de , W. Grift de van

    Ter beantwoording van de vraag of implementatie van adaptief onderwijs leidt tot betere prestaties bij technisch lezen in groep 3 van hetbasisonderwijs, is een quasiexperiment opgezet (untreated control group design with pretest and posttest). Er deden 456 leerlingen uit 23basisscholen aan het onderzoek mee (12 experimentele en 11 controlescholen).

  • Waar komen regionale verschillen in verwijzing vandaan?

    B. Petersen, D. Oudenhoven

    Als het gaat om het percentage leerlingen datvan de basisschool wordt verwezen naar hetspeciaal onderwijs, bestaan er in Nederland aanzienlijke verschillen tussen regio's. Uit een berekening van verwijspercentages van OBDgebieden in de periode 19851990 blijkt, dat dekans op verwijzing in die periode in het meestverwijzende gebied gemiddeld tweeënhalfmaal zo groot was als in het minst verwijzendegebied. Aan de hand van een groot aantal gegevens wordt nagegaan waaraan die verschillenzijn toe te schrijven. Hieruit blijkt dat het aanbod (de capaciteit) van het speciaal onderwijsverreweg de belangrijkste determinant is. Daarentegen blijken nóch demografische factorennóch kenmerken van het regionale beleid op hetpunt van zorgverbreding, samenwerking enverwijzing een rol van betekenis te spelen.

  • Weer Samen Naar School: terugblik en vooruitzicht

    J.W. Meijer

    In deze bijdrage geven we een beeld van de gedachten die de kern vormen van het WSNSbeleid. We schetsen daarbij de doelmiddel ketenstructuur die ten grondslag ligt aan hetWSNSbeleid. Vervolgens beschrijven we destand van zaken van het WSNSbeleid. Interessant is verder het internationale perspectief. Delessen die daaruit zijn te trekken in het kadervan WSNS worden dan ook kort besproken. Vangroot belang is verder de vraag of er in het veldal vooruitgang wordt geboekt. We sluiten afmet een vooruitblik. Wat leren de gegevens onsover de mate waarin WSNS in de toekomstsucces zal kunnen boeken?

  • Oudere kinderen en hun begrip van discriminatie

    M. Verkuyten, B. Kinket, Ch. Wielen der van

    In dit artikel wordt Ingegaan op de vraag watkinderen tussen de tien en dertien jaar verstaanonder discriminatie en of er gedeelde voorstellingen zijn over diverse aspecten van discriminatie. Het onderzoek is uitgevoerd onder 193autochtone en allochtone leerlingen van vijf basisscholen. Voor deze leerlingen is het prototypisch voorbeeld van discriminatie de situatiewaarin een autochtoon kind een allochtoonkind uitscheldt zonder aanvaardbare reden. Situaties van oneerlijk verdelen en sociale uitsluiting worden In mindere mate als discriminatiebeoordeeld. Er zijn weinig verschillen tussenautochtone en allochtone leerlingen en er zijngeen verschillen voor sekse en leeftijd. De resultaten worden geïnterpreteerd in termen van hetidee van sociale representaties.

  • Leereffecten van Jeugdjournaal en gedrukt nieuws bij kinderen: Een mediumvergelijkend experiment

    J. Molen der van , T. Voort der van

    De afgelopen decennia is de televisie voor de meeste mensen de belangrijkste bron voor nieuwsinformatie geworden. Al vanaf het midden van de jaren zestig werd deze trend zichtbaar in publiekeopiniestudies en gedurendede laatste dertig jaar heeft de televisie haarvoorsprong op haar naaste mededinger, dekrant, geleidelijk aan steeds verder vergroot(Roper Reports, 1995). Het feit dat veel mensen zeggen dat de televisie hun primairenieuwsbron is, betekent echter nog niet dat detelevisie ook daadwerkelijk het meeste bijdraagt aan de kennis die het publiek van hetnieuws heeft. In de eerste plaats zijn er aanwijzingen dat respondenten de mate waarin zij aantelevisienieuws en aan kranten worden blootgesteld soms verkeerd inschatten (Robinson enLevy, 1986). Bovendien twijfelen veel onderzoekers aan het vermogen van de televisie omnieuwsinformatie over te dragen en wordt dekrant meestal als een effectiever medium gezien (e.g., Gunter, 1987; Robinson en Levy,1986).