Vol 69 Nr 1 (1992)
Artikel
-
Ontwikkeling in de persoonlijkheidspsychologie:de opkomst van de Big Five
Dit artikel geeft een eerste introductie tot het vijffactorenmodel in de persoonlijkheidspsychologie van volwassenen. Amerikaans en Nederlands onderzoek naar dit model passeert de revue. Het weinige Amerikaanse onderzoek naar deze vijf factoren in debeoordeling van scholieren wordt besproken.Ten slotte wordt de vraag gesteld wat de diepere achtergrond kan zijn van het vijffactorenmodel als collectief cognitief schema van de persoonsbeoordeling.
-
Factoren in gedragsbeoordelingen van leerlingen
In dit artikel wordt nagegaan welke dimensieskunnen worden onderscheiden als leerkrachtengevraagd wordt leerlingen te beoordelen optwee Nederlandse vragenlijsten, de GGBS vanKalverboer en Visser en de SCHOBL van Zaal.Aan deze twee totaal verschillende vragenlijsten blijkt een vrijwel gelijke structuur ten grondslag te liggen. De dimensies van deze structuurlijken sterk op drie, resp. vier van de vijf dimensies uit het internationale onderzoek naar persoonlijkheidsbeoordelingen van volwassenen:de Big Five.
-
Persoonlijkheidsfactoren in Q-sort persoonsbeschrijvingenvan kinderen: Relatie tot het vijf-factoren-model
In factoranalyses op persoonsbeschrijvingen van kinderen met de Nederlandse versie van deCalifornia Child Qset (NCKS) door leerkrachtenen ouders van 957 3 tot 17jarige kinderen enadolescenten hebben wij geprobeerd het vijffactorenmodel te reconstrueren. Drie van devijf NCKSfactoren^ vertoonden gelijkenis methet vijffactorenmodel, nl. de factorenAangenaamOnaangenaam (Factor II), Emotioneel StabielEmotioneel Instabiel {Factor IV) enIdeeënrijkldeeënarm (Factor V). Een NCKSfactor Werkhouding omvatte een deelaspectvan ZorgvuldigOnzorgvuldig (Factor III). Devijfde NCKSfactor DynamischKinderlijk Onrijpvormde een specifieke kind en jeugdfactor. Defactor ExtravertIntrovert (Factor I) was vertegenwoordigd in meerdere factoren. Er wassprake van convergente en discriminante validiteit van de vijf persoonlijkheidsschalen afgeleiduit NCKSbeschrijvingen van kinderen door verschillende beoordelaars en over verloop vantijd. De vijf NCKSpersoonlijkheidsdimensiesleenden zich voor onderzoek van ontwikkelings, sekse en beoordelaarsverschillen overde leeftijdsrange van 3 tot 17 jaar.
-
Het vijf-factoren-model in de kinderpsychiatrie: Vrijepersoonsbeschrijvingen door ouders van hun kinderen
Het vijffactorenmodel werd gebruikt bij de inhoudsanalyse van beschrijvingen die ouders geven van hun kinderen. Over 207 412 jarige kinderen die waren aangemeld op een polikliniekkinderpsychiatrie (de onderzoeksgroep) en 136kinderen van een basisschool (de vergelijkingsgroep) werden beschrijvingen door een ouderverkregen. In de onderzoeksgroep kon 94% enin de vergelijkingsgroep 86% van de uitsprakenworden ondergebracht bij een of meer van devijf factoren. In de onderzoeksgroep bleken deuitspraken vaker dan in de vergelijkingsgroeponder te brengen bij de factor Aangenaam Onaangenaam, en minder vaak op de factorenExtravert Introvert en Ideeënrijk Ideeënarm.Van de kinderen uit de onderzoeksgroep werden relatief vaker eigenschappen genoemd behorend tot de negatieve pool van de factorenAangenaam Onaangenaam en Zorgvuldig Onzorgvuldig.
-
Differentiële effecten van het werken in kleine groepen:theorie, hypothesen en analyse
Dit artikel betreft de vraag naar de differentiële effecten van het werken in kleine groepen bij wiskunde in de eerste fase van het voortgezet onderwijs. Uit verschillende onderzoekingenblijkt dat 'cooperative learning' een positief effect heeft op de leerresultaten van de leerlingen. Voorts zijn er aanwijzingen uit onderzoekdat groepswerk niet voor alle leerlingen tot positieve effecten leidt. Zwakke leerlingen profiteren mogelijk minder omdat het hen ontbreektaan de voorwaardelijke kennisen vaardighedenom in het groepswerk te participeren en omdathun status in de groep laag is. Tegen deze achtergrond is een aantal hypothesen opgesteld enSetoetst. Daarbij is gebruik gemaakt van multilevel analyse. Het onderzoek is uitgevoerd in detweede klas van het voortgezet onderwijs bijwiskunde. Er waren in totaal 23 klassen en 572leerlingen bij betrokken. Het blijkt dat groepswerk over het geheel gezien een acceleratie vanhet leerproces tot gevolg heeft. De voortoetsscores van leerlingen worden sneller of beteromgezet in resultaten op de natoets. De zwakkeleerlingen blijken echter, in tegenstelling tot de■middelmatige en sterke leerlingen, niet van hetgroepswerk te profiteren. Voorts blijkt dat dezwakke leerlingen het meest gevoelig zijn voorde samenstelling van de klas. Zij winnen het"leest in goede klassen en verliezen het meest inIdassen met een laag niveau. De uitkomsten vanhet onderzoek worden besproken in het lichtvan theorievorming en onderzoek. Enkele implicaties voor de praktijk worden in de discussiebetrokken met het oog op innovaties op het ge''ied van basisvorming.
-
Effecten van leerlingbeelden en streefniveaus op schoolloopbanen
Onderzoek naar effecten van het verborgen curriculum vindt niet overal en dagelijks plaats. Nijmeegse onderwijssociologen hebben echterlangzamerhand een traditie op dit gebied hoog tehouden. Zowel Jungbluth als Van der Kleij hebben er hun proefschriften over geschreven. Vander Hoevenvan Doornum, ook afkomstig uit hetNijmeegse, zet met haar proefschrift, getiteld:"Effecten van leerlingbeelden en streefniveausop schoolloopbanen" deze traditie voort. Het behelst het eindverslag van een door SVO gesubsidieerd onderzoek dat door Jungbluth in het kadervan de toen nog bestaande OTGOOMO, is aangevraagd.