Vol 65 Nr 3 (1988)
Artikel
-
Sociaal milieu en reacties van ouders op disciplineringssituaties: een empirisch verklaringsmodel
In een eerder artikel in dit tijdschrift (Gerris k6Janssens, 1987) is nagegaan op welke wijze disciplineringsreacties van ouders in specifiekesituaties verklaard kunnen worden. In dit onderzoek staat een crosssituationele verklaring centraal. Vooral cognities en in mindere mategevoelens naar aanleiding van overtredingenblijken van invloed op disciplineringsreacties.Denken ouders hij overtredingen vooral aan deovertreden norm. dan reageren zij vaak machtsuitoefenend; is hun overtuiging daarentegen dathun kind iets moet leren, dan reageren zij vakerinductief. Deze cognities zijn op hun beurt weersterk afiiankelijk van het systeem van gezin.irelaties en de opvoedingsoriëntatie van de ouders.Ouders die gericht zijn op aanpassing, redeneren vaak vanuit de overtreden norm. Het willenbieden van leerervaringen komt meer voor ineen positief ondersteunend gezinsklimaat. Verder is gebleken dat zo 'n klimaat vooral voorkomt in hogere milieus. Een opvoedingsoriëntatie van aanpassing daarentegen is meerkenmerkend voor ouders uit lagere milieus.
-
Basisvorming en het grondwetsartikel over onderwijs
In onze studie 'Deugdelijk onderwijsbeleid'(1986) staat het staatsrechtelijke thema vanordening en begrenzing van overheidsmarktcentraal, met als één van de onderwerpen vananalyse het begrip deugdelijkheidseisen. Dit artikel sluit op deze studie aan door dit begripgrondrechtstheoretisch te analyseren als eenbijzondere beperking van de onderwijsvrijheid.De resultaten worden gebruikt voor toetsing vande voorgestelde regeling van de basisvorming openkele onderwijsjuridisch interessante punten.
-
Rekenmethoden vergeleken: een effectonderzoek aan het einde van de basisschool
In een onderzoek onder 118 hoogste klassen vande basisschool zijn acht rekenmethoden vergeleken. Er is een inhoudsanalyse gemaakt van derekenmethoden en verschillen tussen rekenmethoden zijn onderzocht door gegevens over hetgebruik van de methoden en over rekenprestaties van de klassen te vergelijken. Met behulpvan covariantieanalyses is nagegaan welke invloed de factor Methode heeft op prestaties vanklassen op een rekenvaardigheidstoets (CITOtoets) en op een toepassingsvaardigheidstoets(RIONtoets). Daarbij is gecontroleerd voorleerlingen, leerkracht en implementatiefactoren. Het artikel wordt afgesloten met aanbevelingen omtrent het verbeteren van het gebruikvan rekenmethoden in basisscholen.
-
Congres Dyslexie 1987 De overdracht van wetenschappelijke kennis naar de praktijk
Op 16 en 17 juni 1987 werd in de Jaarbeurs teUtrecht voor de vierde keer een Congres Dyslexie gehouden, met dit jaar als algemeen thema: 'Lees en spellingsproblemen van basisschoolleerlingen tot volwassenen'. De organiserende 'Stichting Dyslexie' streeft daarmeenaar 'Het bevorderen van kennisoverdrachtvan wetenschap naar praktijk over het verschijnsel...' (Programma en samenvattingen,pag. 6). Terugziend is de vraag gewettigd, inhoeverre het congres aan dit doel heeft beantwoord.
-
Kinderen Leren Wiskunde - een studie over constructie en reflectie in het basisonderwijs
Wat mag men verwachten van een ervaren schoolbegeleider met een achtergrond in de psychologie, die zich ontpopt als onderwijsontwikkelaar en onderzoeker? Jo Nelissen is er een, en de opbrengstliegt er in dit geval niet om. Ze bestaat uit een volledige reken/wiskundemethode voor het basisonderwijs (Rekenwerk) en wat meer zij, een analytischebeschrijving van het ontwikkelingsproces aangevuld met een procesonderzoek naar eITecten van hetontworpen en geïmplementeerde curriculum. Overhet 'meer' handelt de onderhavige studie, ontwikkelaars en onderzoekers mogen zich gelukkig prijzendat hier een 'reflective practicioner' (in de zin vanDonald Schön, Basic Books, 1983) de moeite heeftgenomen zijn ontwikkelwerk reflectief te beschrijven. Reflectief, opgevat in de zin van deze studiezelf, betekent 'het handelen bewust gemaakt en vervolgens in beschouwing genomen'. Terugkijkend optien 'jaar onderwijsontwikkeling en onderzoek,konden vier fasen en drie essentiële koerswijzigingen gekenschetst worden. Kort gezegd (een uitvoerige behandeling was al te lezen in dit tijdschrift (1983,60. 497509) kunnen de fasen benoemd worden metuitdrukkingen als 'psychologisch georiënteerdepractijkverbetering', 'in het voetspoor van Gal'perin', 'tussen Davydov en Wiskobas' en 'op zoek naarconstructieve activiteiten in probleemgericht reken/wiskundeonderwijs'. De koerswijzigingen aangebracht in het ontwikkelwerk', zijn op te vatten alsblikwisselingen van de ontwikkelaars. De eerste waseen gevolg van de behoefte aan één richtingbepalende theorie voor het ontwerpen van onderwijsmateriaal. Zo kwam men in het voetspoor van Gal'perin,onder meer daartoe geïnspireerd door het zojuistverschenen boek van Van Parreren en Carpay: 'Sovjetpsychologen aan het woord'. (Groningen, 1972).Het voetspoor bleek te smal, men kreeg behoefteaan ruimte voor leerprocessen en wiskundige leerinhouden. Davydov bleek zo zijn experimenten in terichten, Wiskobas leverde in die dagen haar eerstegrote Produkten op. Nu kon men dichter bij de leerlingen komen en in de schoolklassen waarnemenwaartoe leerlingen in staat zijn. Het waren hoofdzakelijk kleuterklassen, en daar bleken vervolgens de'rijke contexten' van Wiskobas meer indruk op leidsters en kinderen te maken dan de gekunsteldeopgaven uit de experimentele programma's van Davydov. Deze praktijkervaring leidde tot de laatsteblikwisseling, die zo zeg ik het maar even deaandacht van mooie curriculumspullen verlegdenaar constructieve leerlingenactiviteiten
-
' Zittenblijven, een hardnekkig probleem
Vanaf de introductie van het jaarklassensysteem in het begin van de 19e eeuw in Nederland wordt ons onderwijs geconfronteerd met zittenblijvers. Als leerkrachten aan het einde^an het schooljaar van mening zijn dat een'cerling niet in staat is het onderwijs in dc volgende klas te volgen, dan laten zij de leerlingdoubleren. Zij hopen dat door deze maatregelleerling een jaar later met succes zal kunnendoorstromen. Is na een jaar het bereikte ni^eau nog te laag, dan wordt zo'n leerling nietzi^ldcn naar het speciaal onderwijs verwezen.
-
Eerlijk delen tussen personen die verschillen in populariteit, behoefte en uiterlijke status
In deze studie wordt nagegaan of het verdelenvan een beloning tussen personen die verschillenop een aantal factoren beïnvloed wordt doordezefactoren. Aan 7, 9 en 11jarigen werd verzocht om zestien kwartjes eerlijk te verdelentussen twee personen die verschilden in populariteit, behoefte en status. Populaire en behoeftige proefpersonen kregen meer dan de helft vande beloning. Verschil in uiterlijke status leiddenauwelijks tot verschil in beloning. De factorenpopulariteit en behoefte versterkten elkaar. Zokreeg een persoon gekenmerkt door een hogepopulariteit en een hoge behoefte het meest.Uiterlijke status en behoefte versterkten elkaardaarentegen niet, maar compenseerden elkaar.Zo ontving een persoon met een hoge behoefteen een lage uiterlijke status de grootste beloning. De invloed van uiterlijke status in decombinatie met populariteit was gering. Er deden zich weinig leeftijds en geslachtsverschillenvoor. Er was een interactie tussen de combinatiepopulariteit en uiterlijke status en leeftijd engeslacht. De 7jarigen, en de jongens kenden eengroter gewicht toe aan populariteit dan de 9 enlljarigen, en de meisjes. Alle proefpersonencombineerden de factoren betrekkelijk consistent omdat de factoren saillant, en de combinatieregels eenvoudig waren. Verder onderzoek isnodig om de exacte manier van combinerendoor 7 tot lljarigen te beschrijven. Enkeleimplicaties van de resultaten worden besproken.
-
Differentiatiemodellen in het kleuter- en lager onderwijs
Aan de hand van recente onderzoeksresultatenwordt besproken in hoeverre leerkrachten inkleuter en lager onderwijs differentiatiemodellen, die in de literatuur worden onderscheiden,daadwerkelijk in de dagelijkse klassepraktijktoepassen. In het voorjaar van 1985 werd eendifferentiatievragenlijst afgenomen bij 661leerkrachten, voor de vakken rekenen, taal enlezen. HOMALSanalyses wezen uit dat nietalle modellen worden toegepast. Drie modellenkomen op de lagere school voor: het leerstofjaarklassensysteem (vooral bij taal en lezen),het basisstofherhalingsstofverrijkingsstof model (vooral bij rekenen en taal) en niveaudifferentiatie ( vooral bij rekenen en lezen)'. De wijzewaarop leerkrachten differentiëren is voor verbetering vatbaar.
-
Onderwijs, scholing en de minima
Ruim 800.000 huishoudens in Nederland moeten rondkomen van een minimuminkomen. In40% van deze gezinnen groeien kinderen op.Hun onderwijskansen worden door gebrek aangeld negatief beïnvloed. In dit artikel worden decausale schakels tussen armoede en leerprestaties geïnventariseerd. Daartoe behoren de huisvesting, de woonomgeving, de sociale contacten,het cultuurpedagogisch gezinsklimaat, het ambitieniveau, het onderwijsondersteunend gedrag en de toegankelijkheid van voorzieningenen faciliteiten. Financieel kapitaal bepaalt nogsteeds de kans op het verwerven van cultureelkapitaal. Doormiddel van onderwijs en scholingkan de maatschappelijke positie van de (kinderen van de) minima worden verbeterd, al mogenhier geen wonderen van worden verwacht. Vanbelang is onder meer dat bestaande mogelijkheden op het terrein van de basiseducatie en deberoepsgerichte volwasseneneducatie méér enbeter worden benut. Voorts kan de intergenerationele overdracht van armoede worden verminderd indien milieuspecifieke selectie in hetonderwijs verder wordt teruggedrongen. De belangrijkste bijdrage die onderwijs en scholingkunnen leveren aan de bestrijding van armoedeis het stimuleren van economische groei.