Vol 61 Nr 3 (1984)

Gepubliceerd: 1984-01-01

Artikel

  • Grondslagen van morele opvoeding

    M.H. IJzendoorn van

    Dit is één van dc morele dilemma's waarmeeKohlberg (1981) crosscultureel onderzoek"äar morele ontwikkeling heeft verricht. Het isbedoeling via een reeks indringende vragen"^'nderen en jeugdigen ertoe te brengen de^'ructuur van hun moreel oordelen bloot teêeven. De antwoorden kunnen variëren vanpleidooi voor stelen als de echtgenoot wer^'■jk van zijn vrouw houdt, tot een pleidooiniet te stelen omdat door inbraak de levensJ'^n derden op het spel gezet worden. Het diemma zelf maakt in vele landen een bijzonder®^ensechte indruk. Dat heeft ongetwijfeld te"^äken met het wrange feit dat een kwart vankinderen in de ontwikkelingslanden sterkOndervoed is, en dat mede daardoor dagelijks°"§eveer 40.000 kinderen sterven zonder datp volgens deskundigen (UNESCO) nodig is.

  • Opvoeding van (morele) emoties

    B. SPIECKER

    Onderzocht wordt wat we kunnen verstaan onder de frase 'opvoeding van emoties'. Achtereenvolgens komen aan de orde een invloedrijke,verouderde opvatting van emoties, de te onderscheiden kenmerken van emoties en de vraagnaar de opvoedbaarheid van emoties. Tenslottewordt ingegaan op de kwestie van de moreleemoties.

  • Opvoeding, deugden en motieven

    J.W. STEUTEL

    ouders stellen het op prijs dat hun kinderen'ot rechtvaardige, oprechte, betrouwbare, goed^'llcnde en behulpzame mensen opgroeien. Dereeks van adjectieven heeft betrekking op bePaalde karaktereigenschappen die ook wel"^'^gden worden genoemd. In de onderstaande^'^''handeling zal ik de karakteristieke motievende deugdzame mens aan een conceptueelonderwerpen, om vervolgens, opSi^ond van de gevonden resultaten, de belang'''i^ste taken te inventariseren waarvoor de opvoeder staat als hij de deugdzaamheid van hetwil bevorderen. In recente publikaties van Nederlandse peda8°8en wordt weinig aandacht besteed aan eenslangrijk element van de opvoeding: de ka^'^^^ervorming. Dat was in liet verleden heel®"ders. Toen schreven bijna alle pedagogengrote allure over de aard van het karakter,het onderscheid tussen karakter en temP'^fament, over de dominante karaktertrekkende welopgevoede volwassene en over de^■■^ag op welke wijze de opvoeder het karakterkinderen in de gewenste richting kan beïn^ORden. Deze goeddeels afgebroken draadhet pedagogisch onderzoek zal ik in deze^•■handeling weer opnemen en verder spinDat zal ik doen door de aard en opbouwdeugden te onderzoeken. (On)dcugden

  • De 'is-ought question'

    A.W. HAAFTEN

    de opvoeding proberen we de ontwikkeling Van het kind te bevorderen, en in de morele opvoeding (voorzover daarvan althans als ietsäfeonderlijks gesproken kan worden) stimulef^n We de morele ontwikkeling. Maar waaromJ^ die ontwikkeling eigenlijk iets om te willenDevorderen? Waarom a) laten we het kind nietSewoon zich zelf ontwikkelen, en b) vinden wedan ook ontwikkeling zo waardevol? Het^"twoord op de tweede vraag sluit dat op deperste in: ontwikkeling op zich zelf is niet waardvol, het zijn bepaalde ontwikkelingen die we^aardevol vinden en precies daarom willen we^ ontwikkeling van het kind beïnvloeden,met welk recht? Waaraan ontlenen werecht om bijvoorbeeld de morele ontwik

  • Een ontwikkelingstheoretische benadering van de 'is-ought question'

    A.W. HAAFTEN

    Bij de uitwerking van deze suggestie geef ikeerst een beeld van de eisen waaraan in zo'nontwikkeling stadia zouden moeten voldoen.Vervolgens betoog ik dat tenminste één stadiumovergang valt aan te wijzen die op grond van eengeadapteerd transcendentaal argument geachtkan worden de beoogde ontwikkelingstheoretische brug van 'is' naar 'ought' te slaan. Tenslottebespreek ik, summier, de consequenties hiervanvoor de fundering van de (morele) opvoeding.

  • Het beroep van leraar. Satisfactie en crises in de leraarsloopbaan.

    M.J.I. Bos

    Prick is als voormalig Neerlandicus en als huidigeopleider van universitaire leraren uiteraard goed opde hoogte van de problemen en noden van de leraarin de praktijk. Het wekt dan ook geen verbazing dathij geprobeerd heeft de verschillende vraagstellingendie de complexiteit van het handelen van de leraaroproept te concentreren om zo'n centraal thema alsde midlevencrisis. Uit de vele reacties in de landelijkepers kunnen we opmaken dat Prick een thema heeftaangesneden dat de krantenlezer aanspreekt en deleraar uit het hart gegrepen is. Voeg daarbij de prettigleesbare toon waarin de studie geschreven is, enhet zal iedereen duidelijk zijn dat velen met uiteenlopende verwachtingen deze studie ter hand nemen.

  • Ëen beeld van maatschappijleer

    J.C.P.M. VIS

    Met de Wet op het Voortgezet Onderwijs van^ÖS doet een nieuw leergebied zijn intrede:'l^tschappijleer. Het nieuwe aan dit vak is gessen in de verruiming van doeleinden. Het pri"'aire doel is niet reproduceerbare kennis'Opdoen, maar het laten verwerven van maat^^^^ppelijke bewustwording en sociale vaardig«rf. Inde eerste helft van de jaren zeventig heeftheroriëntering plaats. De receptie van ideeënde Duitse Kritische Theorie leidt er toe dat'^""tschappijleer wordt aangescherpt tot socialePolitieke vonning in emancipatorische zin. Ais1°'''natieve doeleinden worden naar voren ge^^cht: emancipatie, zelßeschikking, mondigen sociale competentie. In de toenmalige'"foriekomtde vraag naar de realiseerbaarheiddie algemene doeleinden onvoldoende aanTot op heden zijn de hoge verwachtingen^'et ingelost. De tijd lijkt rijp om wat afstand te^men van de grote pretenties van maat^^^"ppijleer. Ondanks zijn prille leeftijd van^^stien jaar slaat het vak voor een nieuwe her

  • Enkele onderwijspsychologische aspecten van huiswerk

    P.H.M. BOGAART

    In Nederland is nauwelijks onderzoek verricht naar de vormgeving van huiswerk, de consequenties van huiswerk voor de leerling en het leerrendement van huiswerk. Vanaf 1980 isdoor de vakgroep ontwikkelingspsychologievan de Rijksuniversiteit Leiden een aantal onderzoeken naar huiswerk en huiswerkmoeilijkheden verricht. De belangrijkste conclusies dieuit literatuur en eigen onderzoek getrokkenkunnen worden, zijn dat huiswerk een perifereplaats inneemt in het onderwijs, dat veel leerlingen meer tijd aan huiswerk besteden dan doorleerkrachten wordt verondersteld en redelijkwordt geacht, dat huiswerk voor een grote groepleerlingen moeilijkheden oplevert en dat aan hetleerrendement van huiswerk getwijfeld wordt.Suggesties ter verbetering van de vormgevingvan huiswerk hebben betrekking op het opgevenvan huiswerk, de opgegeven taken en het evalueren van huiswerk.

  • Leerstofanalyse door leerkrachten

    H.H. TILLEMA

    In dit onderzoek wordt bij 33 leerkrachtengeanalyseerd welke onderlinge overeenstemming aanwezig is in de door hen opgegevensamenhang tussen begrippen als hen gevraagdwordt om een leerstofonderdeel te analyseren.Tevens wordt nagegaan welke overeenstemmingaanwezig is met een door experts opgegevensamenhang tussen begrippen in hetzelfdeleerstofonderdeel.

  • Samenwerking en cognitieve Ontwikkeling

    M. Bloemkolk

    Tijdens de studiedag stonden vier papers ter'^'scussie die vooraf aan alle deelnemers waren'opgezonden. Het eerste paper werd geschre^^n door Veddcr (vakgroep interdisciplinaireOnderwijskunde, R.U. Groningen) en had als'■tel: Leren als sociaal proces; beschrijving vanontwikkelingsbegrip en mogelijkheden totobserveren van ontwikkelingsprocessenl'jdens elf rekenlessen. In aansluiting bij het"l^eriorisatieconcept uit de cultuurhistorische"'^nadering in de sovjetpsychologie werd aanS^geven hoe zou kunnen worden geprobeerdoni leer of ontwikkelingsprocessen tijdens hetl^nienwerken van kinderen te onderzoeken.Jiet tweede paper werd geschreven door TaalVakgroep ontwikkelingspsychologie, Univervan Amsterdam). De titel: De ontwikke"^g Van het compensatiebegrip: samen of iederAfzonderlijk? Taal deed verslag van onderzoekGeïnspireerd door onderzoek van Doise (vgl.

  • Wolfgang Klafki over het Marburger Grundschulprojekt

    Z. Nelissen-Bradovó, J.M.C. Nelissen

    Het tussen 1971 en 1977 uitgevoerde Marburger Grundschulprojekt was één van de grootste onderwijsonderzoeken, die zich baseerde op de methodologische conceptie vanhet handelingsonderzoek. Projectleider was deMarburger pedagoog, prof. dr. Wolfgang Klafki. Geïnteresseerd naar de invloed en devruchtbaarheid van de wetenschapstheoretische en methodologischmethodische opvattingen van Klafki (Klafki, 1971, 1973, 1976,1978,1982) en naar het verloop van het onderzoeksproject, (Klafki, 1977, Klafki u.a., 1982)voerden wij in december 1983 in Marburg enkele gesprekken met deze zeer energieke engeestdriftige vijftiger. Het nu volgende artikelgeeft een beeld van de meest saillante puntenuit die gesprekken.

  • De wetenschap van de menselijke bezieling. Een oriëntatie in de ontwikkeling en verworvenheden van de psychologie

    M.J. Lang

    Terecht is dit boekje, dat in 1977 in het Duits verscheen onder de titel 'Fühlen was Leben ist', in hetNederlands vertaald. De vertaling, dit zij nadrukkelijk vooropgesteld, is uitstekend verricht, zodat deNederlandse lezer niets hoeft te ontgaan. Het boekjeis aanvankelijk wellicht psychotherapeutisch gerichtgeweest. Het is echter een glashelder, fundamenteelanthropologisch geheel, dat uitermate menswaardigzijn lezer inlicht en voorlicht over de pedagogischmeest waardevolle en praktisch te realiseren opgavenin de vorming zowel van de mens door zichzelf als inzijn gerichtheid op de ander als te vormen persoon.Het is bij uitstek ook geschreven voor deze ('onze')tijd zonder zich in enige goedkope politiek te verlie*zen. Integendeel is het een bijzonder goede hulp voofde zelfvorming en vooral ook voor de zelfvornnnêvan de opvoeder en de begeleider of therapeut vaUmensen in moeilijkheden. Het zou m.i. tot de verplichte opleidingsliteratuur moeten behoren van p®'dagogen zowel als psychotherapeuten. De ruim®aandacht aan de gevoelsvorming wordt nergens sentimenteel of dweperig. Integendeel: een voortreffelijk intellectuele zowel als sensitieve, op grote ervaring berustende aanpak en stijl, geeft een inhoud engestalte, die het boekje tot een 'must' maakt.