Vol 60 Nr 5 (1983)

Gepubliceerd: 1983-01-01

Artikel

  • Intrinsieke motivatie en studieprestatie: enkele verkennende onderzoekingen

    H.G. SCHMIDT

    het in dit artikel beschreven onderzoek werklen twee doeleinden nagestreefd. Nagegaan^'^rd öf en in hoeverre een methode van prol^feemanalyse (Barrows en Tamblyn, 1980;Schmidt, 1983) invloed uitoefent op de intrinmotivatie van degenen die die probleemanalyse uitvoeren. Daarnaast werd onderzocht°P welke wijze intrinsieke motivatie met betrek^'"g tot een bepaald onderwerp samenhangt met^'i'dieprestaties op dat onderwerp.

  • Onderwijspsychologie en werkwoordsdidactiek: effecten van een leergang (II)

    E.M.H. ASSINK

    Dit is het tweede deel van een artikel, waarin de opbouw en het effect van een leergang voor het spellen van werkwoordsvormen, gebaseerd op ideeën van de sovjetpsychologen Landa enGal'perin, wordt geschetst. Het eerste deel (Pedagogische Studiën, 1983, 60,363368) bevatteeen beschrijving van de opzet van de leergang. Inhet nu volgende tweede deel wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de effectiviteit van de ontwikkelde onderwijsprocedure.

  • Kinder en jeitgdlitcratinir in pedagogischperspectief

    R. Wecheiii

    In het academisch jaar 1974/1975 kon in Leiden het bijvak kinder en jeugdliteratuur inpedagogisch perspectief officieel beginnen'.Sindsdien is het tevens onder de afstudeerrichtingen van de pedagogische en andragogischewetenschappen opgenomen. In de nu volgende bijdrage zal m grote lijneneen beeld worden gegeven van wat dit vakgebied in Leiden omvat.

  • De kwaliteit van het onderwijs

    J. Vedder

    Minister Deetman beet de spits af. Hij merkte op, dal het streven naar het formuleren van eindtermen voor onderwijs in dienst staat vande bewaking van de kwaliteit van dat onderwijs. Eindtermen geven scholen indicaties voorde ruimte die ze hebben voor leerplanontwikkeling. Bovendien geven ze kaders aan waarbinnen het beleid regels kan stellen voor deinrichting van onderwijs. Voor zover verder bijde kwaliteitsbewaking ook nog kwaliteitsmetingen aan de orde zijn, kunnen die slechtsbetrekking hebben op de resultaten van onderwijs. Een sturing van de keuze van onderwijsinhouden via kwaliteitsmetingen wordt nietnagestreefd door de overheid, omdat daarmeede inrichtingsautonomie van scholen zou worden aangetast.

  • Middenschool in WestEuropa in ander vaarwater

    N.A.J. Lagerweij

    Sinds de Tweede Wereldoorlog behoort het thema middenschool ongetwijfeld tot één der hoofdmoten van onderwijsdebatten in Europese landen. Al in 1969 formuleerden Europese ministers van onderwijs op hun zesdeconferentie in Versailles een resolutie, waarinzij een gemeenschappelijk standpunt innamenten gunste van de ontwikkeling van geïntegreerde schoolstelsels. Desondanks is de discussie voornamelijk gevoerd in elk land afzonderlijk. Op Europees niveau is slechts sporadisch sprake geweest van uitwisseling van ervaringen en van voortgaande gezamenlijke discussies.

  • Onderwijzen en Leren op de Basisschool

    A.M.P. Knoers

    Het lijkt een gelukkige gedachte om de brochuurtjesformule van Didactische Analyse los te laten. Hetnadeel dat men daarmee de mogelijkheden van eenonderwijsleerpakket (o.a. audiovisuele media naastverbaal materiaal) zo niet in principe dan toch in feitelaat varen, moet worden afgewogen tegen het nietgeringe voordeel dat de student de stof in een overzichtelijk geheel bijeen heeft. Dat daarbij meer hetaccent valt op de onderwijsleersituatie en minder opde macro en mesoaspecten van het onderwijs dan inD.A. betekent dat een volledige pedagogischonderwijskundige voorbereiding van de a.s. leerkracht vande basisschtxil in dit opzicht een aanvulling behoeftop het hier gebodene. De innovatieaspecten vanbijv. een geïntegreerde basisschool vereisen een andere aanpak naast het hier gebodene. Overigens is datde bewuste keuze van de auteursgroep.

  • 'Een meer holistische visie is centrale opgave voor de onderwijskunde'

    W.L. Wardekker

    Sixma werd geboren in 1918. Na zijn opleiding tot onderwijzer was hij gedurende 15 jaarWerkzaam in het lager onderwijs: eerst als onderwijzer, later als hoofd van een Montessorischool.Vervolgens was hij vijf jaar docent aan eenPedagogische Academie, en gedurende driejaar medewerker bij een schoolbegeleidingsdienst. Zijn studie in de pedagogiek, die hij als^eel pedagogen van zijn generatie volbrachtnaast zijn dagtaak, werd in 1973 afgesloten meteen dissertatie over Leesvoorwaarden, die berust op een onderzoeks en ontwikkelingsproject waarin ook toets en hulpmateriaal werdontwikkeld. ^'jn werk draagt de sporen van zijn ontwikkelingsweg. Hij is steeds sterk op verbetering vande praktijk van het onderwijs gericht gebleven,ï^at blijkt niet alleen uit het werk waaruit zijnproefschrift voortkwam, maar ook uit zijn medewerking aan het samenstellen van taalmethoden, van een handboek voor de lespraktijk^oor de basisschool, en van het pakket Didactische Analyse voor de P.A. Ook in zijn meertheoretische geschriften legt hij sterk de nadrukOp de betekenis van onderwijskunde voor depraktijk: o.a. in een reactie op een artikel vanÖrus ('Betreffende het streven naar een onderwijskunde', met C. Boonman) en in zijnoverzicht van de ontwikkeling van de onder^jskunde in Utrecht ('Schaalvergroting alsOpgave'). Hij heeft de door Langeveld ingeslagen weg op eigen wijze voortgezet.

  • 'De cultuurpolitieke functies van het onderwijs verdienen meer aandacht'

    M.G. Leune, P. Span

    De wetenschappelijke publikaties van Van'kemenade bestrijken een breed terrein. Er is"^en bijzondere belangstelling voor het vraagstuk van de sociale ongelijkheid van onderWijskansen en voor besluitvorming en machtsverhoudingen binnen het onderwijsbestel. Belangrijke publikaties naast zijn dissertatie zijno.m.

  • 'Ik sta het dichtst bij de onderwijstechnologie . . .'

    J.M.G. Leun

    Knoers is lid (geweest) van vele commissies Werkzaam op het gebied van het onderwijs; hij^as van 19751981 voorzitter van de Bestuursraad van de Stichting Leerplan Ontwikkcling en van 19761983 lid van de Raad vanbestuur van het Instituut voor Toegepaste Sociologie. Hij is nu lid van de Bestuursraad vanS.V.Q. en voorzitter van de programme'ingswerkgroep Sociale Wetenschappen van deOpen Universiteit.

  • Motivation und Handeln.Lehrbuch der Motivationspsychologie.

    A. Pennings

    Het bock is geschreven voor een drietal doelgroepen. De eerste is die van studenten in dc pedagogieken de psychologie die zich willen inwerken in hetgebied van de motivatie. De eerste acht hoofdstukkenvan het bock zijn inleidend en geschreven met hetoog op de 'beginnende' student. De tweede doelgroep is die van de onderzoekers. Zij worden geachtselectiever te kunnen omgaan met theorieën en onderzoek. Zij kunnen een keuze maken uit voor henbelangrijke onderwerpen en nagaan hoe Heckhausendeze behandelt. Van hieruit kunnen zij verder werken. Tenslotte is er de groep van dwentcn die resultaten van motivatiepsychologisch onderzoek willendotirgevcn. Voor elke doelgroep geldt, dat het boekzeer rijk is aan informatie. Ik zal van elk hoofdstukeen korte schets geven van de inhoud.

  • Schoolprestaties van kinderen van werkloze vaders

    D.B. BAARDA, A.P.M. FROWIJN, M.P.M. GOEDE , M.E. POSTMA

    Allereerst wordt een overzicht gegeven van lite''atuur over de invloed van werkloosheid op hetSezin, en vooral de invloed op de kinderen enhun schoolprestaties. De auteurs hebben onderzocht of ook in deze tijd de schoolprestaties vanhinderen van werkloze vaders afnemen. De 'experimentele' groep bestaat uit kinderen waarvande vader werkloos is; de vergelijkings of controlegroep uit kinderen waarvan de vader werkt,leder kind uit de experimentele groep (N=30) isSematched met een kind uit de controlegroep(N=30). De vier rapporten vóór en na hetWerkloos worden van de vader vormen de onderzoeksgegevetjs; voor elk kind uit de controlegfoep worden de rapporten uit dezelfde periode'n het onderzoek betrokken. Er is een tendens^'aarneembaar dat kinderen van werklozenAchteruitgaan in hun schoolprestaties na het in'/"cden van de werkloosheid van de vader. Ditaffect is sterker bij kinderen van vaders die langdurig werkloos zijn. Het is niet mogelijk een'uitspraak te doen over het preciese moment van'erugval van schoolprestaties; dit wisselt per

  • Attributiestijlen in het onderwijs

    J. BOUT

    Doel van dit artikel is om Weiners attributietheorie over prestatiegerelateerd gedrag teplaatsen in het kader van het onderwijsgebeuren.Begonnen wordt met een uiteenzetting van dezetheorie, waarhij ook aandacht gegeven wordtaan ontwikkelingen binnen deze theorie in hetafgelopen decennium. Enkele implicaties van detheorie voor het onder^vijs worden nagegaan. Inhet kader hiervan wordt verslag gedaan van eenaantal interventieonderzoeken, waarin o.a. geprobeerd is bepaalde ongewenste attributiestijlenvan leerlingen te beïnvloeden.

  • Een onderwijsontwikkelingsproject in analyse

    J.M.C. NELISSEN

    Aan het Schooladviescentrum te Utrecht werd de afgelopen tien jaar gewerkt aan een onderwijsontwikkelingsproject voor rekenen/wiskunde. In dit project kwam een onderwijsprogramma tot stand dat op een aantal scholenin en ook buiten Utrecht werd ingevoerd enbegeleid. In dit artikel wordt kritisch teruggebliktop deze vonn van onderwijsvernieuwing. Degeschiedenis van het project bestaat chronologisch uit vier fasen. Deze fasen zijn van elkaar teonderscheiden omdat in elke fase sprake is vaneen specifieke praktijksituatie en analyse vandeze situatie. Elke fase wordt gekenmerkt dooreen eigen problematiek en een zich steeds verderontwikkelende theorievorming op het gebiedvan het reken/wiskunde onderwijs.

  • Verslag van het AERACongres 1983 te Montreal

    P.N. Appelhof

    Een verslaggeving van een AERAconferentie moet wel een eclectisch karakter hebben. Het is ondoenlijk om, zelfs per vakspecialisme, de trends te beschrijven. Als bezoeker kiest mennu eenmaal op grond van eigen interesses en ismen niet zozeer gericht op een totaaloverzicht.Het laatste is ook moeilijk te verkrijgen al zoumen dat willen. Per dag waren er zo"n 200bijeenkomsten en ieder uur kon men kiezen uitzo'n 40 presentaties. Het eclectische karaktervan deze AERAkroniek wordt nog eens versterkt door het feit dat lang niet voor elk specialisme een vertegenwoordiger uit Nederlandin Montreal aanwezig was om een bijdrage aandeze kroniek te kunnen leveren. Er waren opvallend veel Nederlanders die geïnteresseerdwaren in onderwijsopleiding, onderwijsinnovatie, schoolorganisatie en curriculumontwikkeling; nogal aanverwante gebieden. Alhoewelde conferentie speciale aandacht schonk aanculturele minderheden waren voor dit gebiedgeen specialisten uit Nederland aanwezig.

  • Verslag van 'The FifthWorld Conference onGifted and TalentedChildren' 1983 te Manilla

    P. Span

    Ik zal in deze kroniek dan ook allereerst aandacht schenken aan de voor deze landen specifieke problematiek (voor wat betrefthoogbegaafdheid). In de tweede plaats zal ikiets zeggen over de situatie in 'multiculturele'landen. In de derde plaats komen enkele recente ontwikkelingen voor wat betreft identificatiemethoden aan bcxl identificatie vanhoogbegaafden komt bij de eerste twee onderwerpen overigens ook aan de orde en in devierde plaats opvattingen over het 'opvangen'van hoogbegaafden in het schoolsysteem. Enkele algemene opmerkingen sluiten deze kroniek af.

  • Aktiviteit en de ontwikkeling van het psychische.

    R. Veer der van

    Het boek begint, zoals gezegd, met een reeks discussieverslagen. De auteurs voerden gesprekken meteen aantal sovjetpsychologen en één Oostduitse onderzoeker over een veelheid van onderwerpen. Tijdens deze gesprekken werden aantekeningen gemaakt, die verwerkt werden tot verslagen. Men kanerover twisten of zulke verslagen in een boek thuishoren. Enerzijds missen zij datgene wat de directeweergave van een vraaggesprek boeiend kan maken,anderzijds ontbreekt de helderheid en kritische distantie die de bespreking van iemands werk de moeitewaard maakt. Het resultaat is vaak een droge enirritant vage opsomming van problemen en reactiesvan de ondervraagde op de problemen. Het is mogelijk dat er toch een interessant geheel zou kunnenontstaan, indien men de onderzoeker met pittige kritiek op zijn werk confronteert. Dit laten de auteursechter achterwege en door deze wat receptieve opstelling ontkomen zij niet geheel aan het hiervoorgeschetste effect.