Vol 98 Nr 1 (2021)

Gepubliceerd: 2021-01-01

Artikel

  • Theorie en praktijk van historisch literatuuronderwijs: een vignettenonderzoek

    R. van Keulen

    Dit artikel is onderdeel van een onderzoek
    dat zich richt op het ontwerpen van een
    gamificationdidactiek voor historisch
    literatuuronderwijs in de bovenbouw van
    het vwo. Het gaat in op de vraag in
    hoeverre het belangrijkste inhoudelijkdidactische ontwerpprincipe dat op basis
    van een theoretische studie is geformuleerd,
    aansluit bij de praktijk. Dit ontwerpprincipe
    houdt in dat een didactiek voor historisch
    literatuuronderwijs vier benaderingen
    moet combineren: een historische, tekstgerichte, contextgerichte en een lezersgerichte benadering. Om na te gaan in
    hoeverre dit ontwerpprincipe aansluit bij
    de gangbare praktijk van docenten, is een
    vignettenonderzoek uitgevoerd onder negen
    docenten Nederlands die lesgeven in de
    bovenbouw van het vwo. In dit onderzoek
    zijn les- en toetssituaties voorgelegd die de
    verschillende benaderingen representeren. De
    docenten beoordeelden de voorgelegde lesen toetssituaties op de mate waarin zij deze
    herkennen en zelf toepassen in hun lespraktijk.
    De resultaten laten zien dat de docenten alle
    vier de benaderingen herkennen en toepassen.
    Dit betekent dat het ontwerpprincipe uit de
    theoretische studie, namelijk dat een didactiek
    voor historisch literatuuronderwijs vier
    benaderingen moet combineren, aansluit bij
    gangbare praktijken en dat het verantwoord
    is om het geformuleerde basisprincipe te
    operationaliseren in het ontwerp. [...]

  • Een mini-interventie: het effect van een animatievideo van drie minuten op de integratie van broninformatie in syntheseteksten

    L. van Ockenburg, D. van Weijen, G. C. W. Rijlaarsdam

    In het voortgezet onderwijs is instructie in
    synthesetaken relatief schaars. Het ligt voor
    de hand dat leerlingen daardoor geen goed
    ontwikkelde taakdefinitie bezitten wanneer
    zij voor het eerst een synthesetaak uitvoeren, terwijl de kwaliteit van de taakdefinitie de
    kwaliteit van de uiteindelijke syntheseteksten
    beïnvloedt. Daarom onderzochten we of het
    mogelijk is om met een mini-interventie, een
    geanimeerde video van drie minuten, een
    taakdefinitie te ontwikkelen die de integratie
    van broninformatie in syntheseteksten bevordert. Het onderzoek vond plaats in vier
    3-vwo-klassen (N = 98), in een experimenteel
    ontwerp met aselecte toewijzing aan een van
    de twee condities: met en zonder het bekijken
    van de video voorafgaand aan de synthesetaak. In de uiteindelijke schrijfproducten telden we het aantal schakels tussen informatie
    uit verschillende bronnen en/of eigen tekst.
    We verzamelden ook holistische oordelen
    met aandacht voor integratie over de tekstkwaliteit. De resultaten wijzen erop dat leerlingen uit de experimentele conditie beter geïntegreerde syntheseteksten schreven. Hun
    teksten bevatten namelijk meer schakels dan
    de syntheseteksten uit de controleconditie.
    Bovendien werden hun teksten bij een holistische beoordeling hoger gewaardeerd. Het lijkt
    er dus op dat deze mini-interventie tot beter
    geïntegreerde syntheseteksten kan leiden, die
    wijzen op een beter ontwikkelde taakdefinitie.

  • Hoe meet je bewuste taalvaardigheid? Grammaticaal redeneren in de vakken Nederlands, Engels en Duits

    G.P.M. Leenders, H.C.J. de Graaff, J. M. van Koppen

    Het talenonderwijs op middelbare scholen
    in Nederland is weinig gericht op inzicht in
    taal en taalgebruik (bewuste taalvaardigheid). Leer- en toetsactiviteiten focussen
    zich voornamelijk op ‘het goede antwoord’
    en niet op de redenering die daaraan vooraf
    gaat. In deze studie exploreerden we in hoeverre negen vwo 4-leerlingen (15-16 jaar) in
    hun redeneren impliciete dan wel expliciete
    kennis benutten. Hierbij werden grammaticaliteitsbeoordelingen en ontleedopgaven bij het
    Nederlands, het Engels en het Duits ingezet.
    Leerlingen kregen een 30 minuten durende
    schriftelijke taak, waarna ze mondeling per
    opgave uitlegden hoe ze tot hun antwoord
    waren gekomen (stimulated recall). Uit de verbatim uitgewerkte sessies werden tekstfragmenten geselecteerd waarmee het type en de
    herkomst van de gebruikte kennis met behulp
    van een codeerschema vastgesteld kon worden. Uit die analyse bleek dat de leerlingen
    bij de grammaticaliteitsbeoordelingen voornamelijk impliciete kennis gebruikten (o.a.
    taalgevoel), terwijl ze bij de ontleedopgaven,
    ongeacht de doeltaal, voornamelijk expliciete
    kennis inzetten (d.w.z. aangeleerde kennis en/
    of ezelsbruggetjes). Bij de Engelse en Duitse
    opgaven werd kennis vanuit het Nederlands
    benut, terwijl dat andersom niet het geval was.
    In vervolg op deze studie zullen grammaticaliteitsbeoordelingen ingezet worden ter evaluatie van taaloverstijgende lessenseries bij de
    vakken Nederlands, Engels en Duits.

  • Samenhangend lees- en schrijfonderwijs in het schoolvak Nederlands Een bespreking van onderzoek naar effecten en didactiek van samenhangend lees- en schrijfonderwijs in het voortgezet onderwijs

    M. Vis, A. van Gelderen, K. de Glopper, J. F. van Kruiningen

    Lezen en schrijven worden binnen het
    standaardtaalonderwijs verkaveld aangeboden. Vanuit functioneel, cognitief en
    sociocognitief perspectief bezien staan de
    vaardigheden echter niet los van elkaar. Daarom is het aannemelijk dat samenhangend
    onderwijs in lezen en schrijven beide vaardigheden ten goede komt. Dit artikel presenteert
    een onderbouwde definitie van samenhangend lees- en schrijfonderwijs en bespreekt
    het empirische onderzoek naar de effecten
    van samenhangend lees- en schrijfonderwijs.
    Samenhangend lees- en schrijfonderwijs (i)
    bevat een gebalanceerde instructie die in gelijke mate op beide vaardigheden is gericht
    met als doel het verbeteren van beide vaardigheden, (ii) stelt verbindende elementen
    van functionele, cognitieve of sociocognitieve
    aard aan de orde en (iii) maakt de samenhang
    tussen lezen en schrijven voor leerlingen expliciet door deze te benoemen of door het onderwijs te richten op een van de verbindende
    elementen. Een systematische zoektocht naar
    literatuur over effectief samenhangend leesen schrijfonderwijs leverde slechts enkele
    studies op. In onze literatuurreview concluderen we dat deze studies methodologisch
    dermate verschillen dat we geen algemene
    conclusies kunnen trekken over effectiviteit.
    We identificeren in onze analyse wel drie
    mogelijk effectieve elementen, namelijk inzet
    van: overeenkomstige strategieën, kennis
    van tekstkenmerken en kennis van retorische
    overeenkomsten tussen lezen en schrijven.

  • Formuleerproblemen in leerlingenwerk en schoolboeken Nederlands: een onderzoek naar de aansluiting tussen de leerstof en de formuleerproblemen van leerlingen

    J. Steenbakkers, N. Stukker, K. de Glopper

    Docenten Nederlands bieden modules ‘correct formuleren’ aan om leerlingen formuleerfouten te leren verbeteren. Dit artikel
    beantwoordt drie onderzoeksvragen over dit
    formuleeronderwijs: Welke formuleerfouten
    staan op het programma in klas 3 en 4 havo/
    vwo? In welke mate representeert deze lesstof de soorten fouten die leerlingen maken
    in eigen teksten? In welke mate komen de
    schoolboeknormen overeen met die van taalwetenschappelijke literatuur en taaladviesboeken? Op basis van een analyse van de
    gangbare lespraktijk zijn vijf formuleerfouten
    geselecteerd. Deze fouten zijn vervolgens geïdentificeerd in 200 leerlingteksten met behulp
    van een analysemodel dat twee normen bevat:
    één gereconstrueerd uit de schoolboeken en
    één gereconstrueerd uit taalwetenschappelijke literatuur en taaladviesboeken. De analyseresultaten laten zien dat de aangeboden
    lesstof maar beperkt overeenkomt met de fouten die leerlingen zelf maken; daarnaast zijn er
    grote frequentieverschillen tussen de onderzochte fouten. Schoolboeknormen verschillen
    van de normen uit de taalwetenschappelijke
    literatuur en taaladviesboeken; de toepassing van schoolboeknormen levert aanzienlijk
    meer foutidentificaties op. Onze conclusie is
    dat het onderwijs in correct formuleren moet
    worden bijgesteld. De normen voor formuleerfouten kunnen sterker worden gefundeerd in
    de taalwetenschappelijke normatieve onderzoeksliteratuur en de lesstof kan zorgvuldiger
    worden afgestemd op fouten die leerlingen
    maken, zodat de aansluiting tussen formuleeronderwijs en formuleerproblemen van leerlingen wordt vergroot.

  • Leraren doen onderzoek naar het schoolvak Nederlands – Inleiding op het themanummer

    T. Janssen, G. Rijlaarsdam, M. Braaksma

    -