Vol 88 Nr 3 (2011)
Artikel
-
De rol van vergelijkingsmotieven in de relatie tussen persoonlijkheid en het gekozen vergelijkingsniveau
In dit artikel is onderzocht of de motieven voor het vergelijken van cijfers met die van anderen een mediërende rol spelen in de relatie tussen de Big Five-persoonlijkheidskenmerken en het gekozen vergelijkingsniveau. Het onderzoek is uitgevoerd onder ruim 1.500studenten in het hoger onderwijs. Van de vijfpersoonlijkheidsfactoren Extraversie, Mildheid, Ordelijkheid, Emotionele stabiliteit en Autonomie bleek alleen Ordelijkheid samen te hangen met de keuze van het vergelijkings-niveau. Ordelijke studenten vergeleken hun cijfers vaker met de cijfers van medestudenten die ongeveer gelijk presteren (laterale vergelijking) dan met die van studenten die het beter doen (opwaartse vergelijking). Daarnaast bleken ordelijke studenten hun cijfers vooral te vergelijken om hun prestaties te evalueren of te verbeteren. Milde, emotioneel stabiele en autonome studenten vergeleken hun cijfers minder vaak om zichzelf beter te voelen. Het evalueren van de eigen prestaties als motief voor sociale vergelijking bleek samen te hangen met laterale vergelijking, en sociale vergelijking met als doel het verbeteren van de prestaties bleek samen te hangen met opwaartse vergelijking. Er werd echter geen bewijs gevonden voor een mediërende rol van de motieven voor vergelijking in de relatie tussen persoonlijkheid en keuze van het vergelijkingsniveau.
-
Sociale vergelijking in het onderwijs: Inleiding op het themanummer
In dit themanummer is een viertal artikelen opgenomen die zijn gebaseerd op het onderzoek dat is verricht in het kader van het NWO-aandachtsgebied “Psychologische determinanten van onderwijsresultaten”, dat is uitgevoerd gedurende de periode 2001 tot en met 2006, alsmede op het NWO-Aspasia-project dat heeft gelopen van 2003 tot begin 2008. Zowel het aandachtsgebied als het Aspasiaproject waren ‘opgehangen’ aan de grootschalige landelijke cohortstudies in het voortgezet onderwijs, de zogenaamde Voortgezet Onderwijs Cohort Leerlingen (VOCL) cohorten. De achtergrond voor de aanvullende studies was dat het Nederlandse schoolloopbaanonderzoek zich tot dusver vooral had gericht op het verklaren van verschillen in onderwijsresultaten vanuit achtergrondkenmerken van leerlingen, zoals sekse, sociaal milieu, etniciteit en gezinskenmerken.
-
Vergelijkingsvoorkeuren na het behalen van een voldoende of onvoldoende
Het halen van een onvoldoende kan bedreigend zijn voor de eigenwaarde van leerlingen. Mogelijk fungeert het kiezen van een lager vergelijkingsniveau in dergelijke situaties als een zelfbeschermende strategie. In deze studie werd onderzocht of leerlingen op de middelbare school een lager absoluut vergelijkingsniveau kozen na het inbeelden van een onvoldoende op een toets dan na het inbeelden van een voldoende op een toets. Na controle voor het gemiddelde rapportcijfer, klas-type en geslacht werd inderdaad gevonden dat leerlingen gemiddeld een lager absoluut vergelijkingsniveau kozen na een onvoldoende, maar dat dit niveau wel nog steeds relatief hoog was. Het blijkt dus dat zelfs een lichte manipulatie van het inbeelden van het halen van een onvoldoende een zelfbeschermings-reactie teweegbrengt bij leerlingen.
-
Sociale vergelijking in de Nederlandse klas: Een discussie en conclusie
In de context van een schoolklas wordt doorleerlingen veel gebruik gemaakt van sociale vergelijkingen, zeker als het gaat om de eigenschoolprestaties. Deze sociale vergelijkingenkunnen zowel positieve als negatieve effecten hebben. In dit themanummer van Pedagogische Studiën worden vier studies beschreven aan de hand waarvan wordt geprobeerd meer inzicht te krijgen in de sociale vergelijkings-processen die zich in de Nederlandse klas afspelen. In deze bijdrage worden de resultaten uit deze vier studies samengevat en bediscussieerd. Daarbij wordt specifiek aandacht besteed aan de vergelijkingspersonen van Nederlandse leerlingen, het zelfbeeld van de leerlingen en de rol van persoonlijkheid in sociale vergelijkingen. Daarnaast worden enkele kanttekeningen geplaatst en worden implicaties voor de praktijk besproken.
-
Sociale vergelijking van prestaties in de klas – wie vergelijkt zich met vrienden en wie doet dat niet?
Uit eerder onderzoek is gebleken dat leerlingen in het voortgezet onderwijs hun cijfers voornamelijk vergelijken met die van vrienden in de klas en dat vergelijking met vriendenminder strategisch is dan met niet-vrienden. Vergelijking met niet-vrienden heeft positieve effecten op de eigen schoolresultaten, omdat het doorgaans geassocieerd is met de keuze van een hoger vergelijkingsniveau, dat opzich een gunstig effect op prestaties heeft. In dit artikel wordt onderzocht wat leerlingen die hun cijfers met vrienden vergelijken onderscheidt van leerlingen die hun cijfers met niet-vrienden vergelijken: Hebben ze een andere persoonlijkheid, verschillen ze in prestatie motivatie, en zitten ze vaker in bepaalde klastypen? En, vergelijken meisjes zich vaker met vrienden dan met niet-vrienden dan jongens? Deze onderzoeksvragenzijn beantwoord op basis van data uit hetVOCL’99 cohort. Onze resultaten geven aan dat jongens, autonomere leerlingen, en leerlingen uit de hogere klastypen zich vaker met niet-vrienden vergelijken.
-
Naar duurzame onderwijs-wetenschappen: Reactie op het rapport Nationaal Plan Onderwijs/Leerwetenschappenvan de Commissie de Graaf
Begin februari 2011 presenteerde de Commissie Nationaal Plan Toekomst Onderwijswetenschappen (in de wandelgang naar haar voorzitter de commissie de Graaf genoemd) haar rapport “Nationaal Plan Onderwijs/ leerwetenschappen”. De instemming van de commissie met de in haar taakstelling reeds vervatte brede opdracht wat betreft het domein van de onderwijswetenschappen heeft zij in de titel van het rapport tot uiting gebracht door er de term leerwetenschappen in op te nemen. Met deze toevoeging doelt de commissie op het belang van de neuro- en cognitiewetenschappen voor het onderwijs. Op 10 februari heeft de staatsecretaris het rapport overwegend met instemming aan de Tweede Kamer aangeboden.
-
De invloed van sociale vergelijking en persoonlijkheid op de onderwijspositie na drie jaar voortgezet onderwijs
In eerder onderzoek is gevonden dat opwaartse sociale vergelijking in de klas een positiefeffect heeft op de rapportcijfers na drie maanden en op gestandaardiseerde toetsscores na twee jaar. In dit artikel zijn de effecten onderzocht van twee aspecten van sociale vergelijking – gekozen vergelijkingsniveau en vermeende relatieve prestatiepositie – op de bereikte onderwijspositie na drie jaar voortgezet onderwijs. Tevens is de rol van persoonlijkheid hierbij bestudeerd. In het onderzoek waren 8.770 leerlingen betrokken. De resultaten komen gedeeltelijk overeen met die uit eerder onderzoek. Leerlingen die vinden dat ze beter kunnen leren dan hun meeste klasgenoten (vermeende relatieve prestatie-positie) hebben na drie jaar een hogere onderwijspositie bereikt dan leerlingen die vinden dat ze even goed of slechter kunnen leren. Anderzijds vinden we een geen effect van opwaartse vergelijking. Integendeel, juist neerwaartse en laterale vergelijking hadden een positief effect. Daarnaast bleken de sociale vergelijkingsaspecten de relatie tussen de persoonlijkheidsfactor ordelijkheid en de bereikte onderwijspositie te mediëren.