Vol 79 Nr 6 (2002)

Gepubliceerd: 2002-01-01

Artikel

  • De ontbrekende didactiek van e-leren

    J. Merriënboer van

    E-leren is buitengewoon populair en biedt veel nieuwe en opwindende mogelijkheden, zoals plaats- en tijdsonafhankelijkheid, geïntegreerde presentatie- en communicatiefaciliteiten en hergebruik van onderwijsmateriaal. Toch zijn de meeste toepassingen van e-leren van een bedroevend lage didactische kwaliteit. Dit artikel beschrijft een model voor het ontwerpen van onderwijs (4C/ID-model) en laat zien hoe dit model gebruikt kan worden om hoogwaardige toepassingen van e-leren te ontwikkelen

  • MILE-Vlaanderen, een videogebaseerde digitale leeromgeving voor het geïntegreerd en zelfstandig verwerven van expertise door studenten Onderwijskunde

    R. Canters, P. Eynde , L. Verschaffel

    In het ontwikkelingsproject MILE-Vlaanderen werken studenten aan authentieke leertaken, gebruikmakend van innovatieve technologieën en van actieve, op zelfstudie gerichte werkvormen. Het doel van het hier gerapporteerde onderzoek was te achterhalen wat de cognitieve, motivationele en emotionele effecten zijn van de confrontatie met een innoverende, open en complexe leeromgeving. In een eerste deelstudie werden via een tussentijds verslag en een eindrapport de cognitieve prestaties van de studenten gepeild en werd een aantal motivationele variabelen gemeten aan de hand van een taakspecifieke motivatievragenlijst. In een tweede deelstudie werden de cognitieve prestaties van de studenten opnieuw geëvalueerd, en werd een poging gedaan om de eerder gevonden effecten procesmatig te analyseren. De onderzoeksresultaten laten zien dat de meerderheid van de studenten de beoogde kennis en vaardigheden op voldoende wijze verwerft door het volgen van de opleidingsmodule die zelfstandig leren centraal stelt. Verder blijkt dat de studenten niet echt vertrouwd zijn met een dergelijke open manier van werken en daardoor allerlei aanpassingsproblemen ondervinden.

  • Conferentieverslag Onderwijsresearchdagen 2002, Antwerpen 29-31 mei 2002

    L. Verschaffel

  • Asynchrone discussiegroepen: een onderzoek naar de invloed op cognitieve kennisverwerking

    T. Schellens, M. Valcke

    In dit artikel wordt een onderzoek beschreven waarbij 300 studenten gedurende vijf maanden in 38 elektronische discussiegroepen werkten aan strikt uitgewerkte samenwerkingsopdrachten. De transcripts van negen groepen voor drie van de zes thema’s werden in een kwalitatieve analyse betrokken. Daarbij werden 3552 analyse-eenheden gecodeerd volgens twee analysemodellen: Fahy, Crawford, Ally, Cookson, Keller en Prosser (2000), en Veerman en Veldhuis-Diermanse (2000). Beide modellen worden in deze studie verankerd in het cognitieve flexibiliteitsmodel van Spiro. Het onderzoek, waarbij veel aandacht is besteed aan de betrouwbaarheid van de coderingen (α = .8 tot .9), richtte zich op het toetsen van zeven hypothesen. De resultaten bevestigen een grote taakgerichtheid van de discussiegroepen en aandacht voor hogere fasen van kennisopbouw. De discussieactiviteiten worden intenser, taakgerichter en in bepaalde mate nog meer gericht op de hogere fasen van kennisopbouw. Kleinere groepen werken significant beter samen dan grotere groepen. De discussie duidt op een aantal methodologische problemen, bijvoorbeeld het niet kunnen controleren voor interactieeffecten ten aanzien van de inhoud van de discussiethema’s. Suggesties voor vervolgonderzoek en implicaties van de resultaten voor de onderwijspraktijk worden voorgesteld.

  • ICT en onderwijs: inleiding op het themanummer

    Th. Bastiaens, R. Martens, P. Stijnen

  • Leren met computergebaseerde authentieke taken: motivatie, gedrag en resultaten van studenten

    R. Martens, Th. Bastiaens, J. Gulikers

    In dit artikel worden twee studies gepresenteerd die trachten meer duidelijkheid te verschaffen over het werkelijke gebruik, de perceptie en de resultaten van elektronische leeromgevingen, gericht op het aanbieden van competentiegericht onderwijs in een authentieke context en met authentieke taken (CCLE). Authenticiteit van een taak of context betekent de mate waarin deze overeenkomen met de realiteit of professionele praktijk. Van leeromgevingen die een hoger realiteitsgehalte hebben, wordt verwacht dat deze een positieve invloed hebben op het leren van studenten en op hun motivatie. Dergelijke omgevingen worden veel gebruikt en ontwikkeld, maar veronderstellen allerlei effecten en gevolgen die door steeds meer onderzoekers betwijfeld worden. Zo is het de vraag of studenten als authentiek bedoelde problemen wel als realistisch en uitdagend ervaren of dat zij die eigenlijk vooral verwarrend vinden. Ook claims van effecten op bijvoorbeeld intrinsieke motivatie en exploratief gedrag van studenten zijn vaak niet onderbouwd. In studie 1 worden de opvattingen van ontwikkelaars over de veronderstelde studentperceptie en de feitelijke studentperceptie bij een tweetal CCLE’s gecontrasteerd, waarbij geconcludeerd kan worden dat deze een vrij grote discrepantie vertonen. In studie 2 worden in een experimenteel onderzoek drie condities vergeleken waarin verschillende varianten van een CCLE beproefd zijn: een authentieke variant, een niet-authentieke variant zonder de toevoegingen die bedoeld zijn om de context zo authentiek mogelijk te maken en een variant met alle “authentieke toevoegingen” waarin de studentcontrole werd verminderd. De niet-authentieke variant bleek tot betere leerresultaten te leiden, terwijl de verwachte positieve effecten van de authentieke varianten op bijvoorbeeld motivatie uitbleven.

  • Samenwerkend leren of individueel leren met ICT?

    P. Eijl van , A. Pilot, P. Voogd de , B. Thoolen

    Sommige studenten hebben wel en anderen niet een duidelijke voorkeur om in groepen te werken in een cursus met een elektronische leeromgeving. In hoeverre beïnvloedt het de resultaten en hun waardering voor het onderwijs als hun de keuze geboden wordt? Dit is onderzocht in de context van een cursus Engelse Letterkunde 19e eeuw bij de Universiteit Utrecht. Het betreft een cursus waarbij studenten intensief werken in een elektronische leeromgeving naast zelfstudie en colleges. Studenten kregen hier de keuze om óf in groepen van twee tot vier studenten óf individueel te werken aan opdrachten. Onderzocht is welk effect deze keuze had, en of de resultaten en waardering van de samenwerkers vergeleken met die van de alleenwerkers verschillend waren. Het aanbieden van deze keuze bleek door de studenten gewaardeerd te worden. Vooral hoogscorende studenten wilden graag samenwerken. Het samenwerken loonde voor de groep samenwerkers.

  • Blended learning: op zoek naar een onderzoeksagenda

    J. Elen