Vol 67 Nr 1 (1990)

Gepubliceerd: 1990-01-01

Artikel

  • De haalbaarheid van eindtermen Nederlands voor debasisvorming

    H. BERGH

    Eindtermen in de basisvorming worden geacht twee functies te vervullen. Enerzijds fungeren eindtermen als drempelniveau: ze beschrijven het 'minimumniveau' dat in principe door iedere leerling bereikt moet worden.Anderzijds vormen ze een richtpunt: ze beschrijven het 'streefniveau' waar alle docenten en leerlingen naar toe moeten werken. Indit artikel wordt het vraagstuk van de verenigbaarheid van beide functies aangesneden. Opbasis van empirische gegevens uit een recentuitgevoerd peilingsonderzoek wordt aannemelijk gemaakt dat men over de hoogte vanhet door vrijwel iedere vijftien ä zestienjarigebehaalde onderwijsniveau geen al te hoge verwachtingen mag koesteren. Daarmee rijst devraag naar de mogelijkheid en de zinvolheidvan het nastreven van 'één minimumniveauvoor allen'. Dit vraagstuk wordt ook bezien inhet licht van de verschillen tussen leerlingen inleerprestaties.

  • 'Geef mij maar werk'. Jongeren over de tijdelijke voorziening gemeentelijke werkgelegenheidsinitiatieven voor jongeren

    F. MEIJERS, R. WIJK

    Sedert 1 juli 1987 experimenteert een grootaantal gemeenten met de voorloper van hetJeugdwerkgarantieplan: de Tijdelijke Voorziening Gemeentelijke Werkgelegenheidsinitiatieven voor Jongeren (G WJ). Uit de hiergepresenteerde onderzoeksresultaten blijktdat deelnemende jongeren een instrumentelehouding ten aanzien van het GWJhebben: zijverwachten door hun deelname een goedekans op een vaste baan te maken. Hun ervaringen tijdens de eerste maanden van deelname zijn voor velen van hen echter aanleidingom hieraan te gaan twijfelen, hetgeen resulteert in drop out dan wel in een explicietevraag aan projectbegeleiders moeite te doenom hen aan een baan te helpen. Hetgeen buiten de taakstelling van de projecten valt.

  • Het effect van articulatie op het onthouden van geschreven woorden bij dove kinderen2

    M.W. SCHAPER

    Prelinguaal dove' kinderen verwerven doorgaans een zeer beperkte leeswoordenschat(Hatcher en Robbins, 1978; IJseldijk, 1989;Kyle, 1980; Walter, 1978) en worden ondermeer door dit lexicaal tekort ernstig belemmerd in hun leesontwikkeling. Kenmerkendverschil tussen het leren lezen van dove en horende kinderen is, dat bij doven aan hetleesleerproces geen spreektaalverwervingvooraf gaat. Dove kinderen ontwikkelen hunmondelinge taalvaardigheden uitsluitend ofdominant langs visuele weg en daartoe is degrafische weergave van de taal door haar eenduidig en permanent karakter (vgl. hiermee demodaliteiten spraakafzien en vingerspelling)het belangrijkste middel. In 'oraal' georiënteerd onderwijs aan doven, d.w.z. onderwijsdat zich richt op het ontwikkelen van mondelinge en schriftelijke communicatievaardigheden met een nadrukkelijk uitsluiten van manuele communicatievormen, is het schriftaanvankelijk ook het belangrijkste mediumom inzicht en kennis omtrent de omringendewereld over te dragen. Recentelijk zijn in Nederland de meeste scholen overgegaan op een'totaalcommunicatief' georiënteerd onderwijs, waarbij naast mondehnge en schriftelijke communicatie ook het gebarenmaken envingerspellen als een natuurlijk deel van de interactie met het dove kind worden geaccepteerd en gestimuleefd. Dit levert onder meervoor de leesontwikkeling het grote voordeel,dat semantisch kan worden aangesloten opeen reeds aanwezig gebarenlexicon. Ondanksvoornoemd verschil hebben beide communicatieve scholingsconcepten gemeen, dat hetlerèn lezen simultaan verloopt jnet de(spreek)taalverwerving. Een belangrijke implicatie is, dat doven in het leren lezen mindergebruik kunnen maken van de alfabetischeaard van het schriftsysteem, i.e. een strategievan verklanken naar een reeds aanwezigspreektaalbezit niet kunnen benutten. Met betrekking tot het verwerven van een leeswoordenschat heeft dit tot gevolg, dat dove kinderen elk afzonderlijk woord als aparte vorm

  • Efficiënt spellingonderwijs. Eenleer- en expert mode! voor het spellen

    J. Zuidema

    In dit proefschrift wordt het probleem van de werkwoordspelling geanalyseerd en gezocht naaroplossingen. Omdat maatschappelijke weerstandentegen spellingvereenvoudiging het niet waarschijnlijk maken dat deze op korte termijn doorgevoerdkan worden, wordt vooral aandacht besteed aanmogelijke verbeteringen van de didactiek. Daartoeworden eerst de spellingsregels behandeld, die aanleiding geven tot verwarring tussen verschillendemogelijke schrijfwijzen bij de werkwoorden. Vervolgens wordt nagegaan hoe in de loop der tijden geprobeerd is tot een optimale methode te komen voorhet leren van de werkwoordspelling. Uit onderzoeksgegevens blijkt dat een algoritmische regelaanpak vermoedelijk een betere methode is dan dezogenaamde analogiemethode of de klassieke regelaanpak. Om een nieuwe stap te zetten op de wegnaar verdere verbetering van de didactiek is een onderwijsexperiment uitgevoerd. Daarin werd geprobeerd om de effectiviteit van de instructie te verhogen. Twee factoren werden systematisch gevarieerd: de speWmgmelhode en de werkvorm. Nagegaan werd het effect van de analogiemethode versuseen algoritmische regelmethode en de klassikaleversus de individuele werkvorm'. De conclusie uit ditonderzoek is, dat de analogieaanpak inderdaad tekort schiet en dat een regelgerichte algoritmischeaanpak de voorkeur verdient. Opmerkelijk is datdeze regelgerichte methode vooral effectief is als erklassikaal les gegeven wordt in plaats van individueel.

  • Omgaan met combinatieklassen: een onderzoek naar deeffecten van een teamgericht nascholingsprogramma

    S. VEENMAN, P. LEM, E. ROELOFS

    Steeds meer basisscholen in Nederland worden gedwongen om combinatieklassen samenbestellen. De meeste leerkrachten zijn nauwelijks voorbereid op deze in veel gevallen ingewikkelde klasseorganisatie. Een quasi^xperimenteel onderzoek (experimentelegroep controlegroep) is uitgevoerd om deaffecten te meten van het teamgerichte nascholingsprogramma 'Omgaan met Combinatieklassen'. Gegevens uit onderzoek naar'Combinatieklassen, effectieve instructie en^lossemanagement zijn vertaald in leer^''ochtgedragingen. In totaal hebben 41 leerkrachten afkomstig uit 8 schoolteams 7 cursusbijeenkomsten van 3 uur bijgewoond.Voorafgaande en na afloop van de cursus zijn^ij 26 leerkrachten (experimentele groep N=controlegroep N= 9) observaties uitgeroerd. Uit de gegevens blijkt dat een signifi'cont cursuseffect optreedt ten aanzien van hettaakgerichte gedrag van de leerlingen en tenaanzien van een aantal leerkrachtgedraginSen: effectieve instructie, klassemanagementen organisatie.

  • De morfologische competentie van kinderen metleerproblemen

    H.J. BON , M.H.G. DIERX

    Zeven ä achtjarige LOMleerlingen hebbeneen geringere morfologische competentie daneven oude leerlingen van het Basisonderwijs,^ne achterstand betreft alle morfologischecategorieën in gelijke mate. Er is geen verschilin typefouten. De achterstand strekt zich echter niet uit tot het hele domein van de cognitieve ontwikkeling: de LOMleerlingen scorenWeliswaar lager op de Coloured ProgressiveMatrices, maar het verschil in morfologischecompetentie blijkt daarmee niet verklaard tekunnen worden.

  • Kennis en het oplossen van natuurkundige problemen Enkele aandachtspunten voor de onderwijspraktijk

    M. VANDERLOCHT, J. DAMME

    Het uitgangspunt van dit artikel is de overtuiging dat prestaties bij het oplossen van natuurkundige problemen in belangrijke matebepaald worden door de kwaliteit van het kennisbestand waarover de oplosser beschikt. Erkomen vier thema's aan bod die, meer dan inhet onderwijs veelal gebruikelijk is, aandachtverdienen als men studenten een adequaatkennisbestand wil bijbrengen. Deze thema'szijn: operationele kennis, selectiekennis, differentiatie tussen verwante concepten en intuïtieve vooropvattingen. Voor elk themabespreken we eerst de betekenis en de relevantie. Vervolgens komen de resultaten vanconstaterend en construerend onderzoek aanbod.

  • Onderwijsontwikkelingen in de USSR

    R. Veer der van

    Opmerkelijk was wel dat hij nu voor heteerst zijn ideeën plaatste tegen de achtergrondvan een nieuwe visie op leerling, onderwijs enmaatschappij. Het onderwijs zou gehumaniseerd en gedemocratiseerd dienen te wordenen het zou in eerste instantie een zorg moetenzijn van maatschappelijke groeperingen samengesteld uit ouders en leraren en vrij moeten zijn van hinderlijke staatsbemoeienis.